Roxy Dekker stond de afgelopen jaren met enige regelmaat in de top 40 in Nederland. Mama I Made It is naast een soort hitcompilatie ook een coherent en dansbaar debuutalbum. Volgens sommige recensenten en interviewers, meest recentelijk op 4 april Tim van Erp in Trouw, kan ze nu ook feminisme toevoegen aan die lijst van prestaties. Een hele claim, voor een plaat die wat mij betreft niet breekt met bestaande genderrollen.
Voor ik begin met kritiek slingeren wil ik gezegd hebben dat het album Mama, I Made It van Roxy Dekker erg vermakelijk is. Anders dan de tekst van het nummer Industry Plant claimt, zet ik ‘die shit’ niet ‘op mute’ als het op komt, en mocht het in de bar gedraaid worden kan ik ongegeneerd dansen. Hoewel met uitzondering van Proost, dat muzikaal en qua tekst goed in elkaar zit (het in herhaling vallen is op dit uptempo-liedje geen slecht teken), ik van geen enkel nummer een neiging kreeg het in een playlist op te slaan. Het is mijns inziens ook zonde dat het nummer niet een van de zes (6!) singles van het album was
Maar als socialist kan ik het niet laten bij oppervlakkige opmerkingen over ‘of de muziek daadwerkelijk goed is’. Neen, tot op de bodem van het album moet ik zoeken naar de maatschappelijke implicaties van haar songteksten
Romantiek, seks en sekse
Het album begint met een snelle opeenvolgingen van simpele dansnummertjes over aantrekking en uitgaan. Casual begint het album vrolijk, en deze toon wordt enigszins eentonig aangehouden door het album heen. Ook thematisch zet het de toon: het nummer bespreekt moderne romantische en seksuele verhoudingen en hun complexiteiten. Wanneer is wie wat van elkaar enzovoorts. In zekere zin worden we onmiddellijk geconfronteerd met de manier waarop onze maatschappij man-vrouwverhoudingen indeelt. Verliefdheid, vriendschap en seksuele aantrekking worden door elkaar heen gegooid, terwijl wat effectief beschreven wordt wel een romantische, maar niet maatschappelijk-economische, verhouding is. De friends-with-benefits casual dating. Waar aan de ene kant erkend wordt dat ze aan hem denkt als ze gaat slapen en wakker wordt en in zekere zin bezitterige neigingen ontwikkelt, maar tegelijk ontkent wordt dat ze verliefd is. Verliefdheid impliceert voor haar duidelijk meteen een sociale stap ten opzichte van familie en vrienden. Daarom moet de verhouding dan ook geheim blijven. Mijns inziens is deze visie op liefde onmiskenbaar verbonden aan economische systemen die ons dwingen stabiele economische verhoudingen aan te gaan met onze romantische partners.
Het nummer Sugardaddy verwijst naar de praktijk waarin het daten, scharrelen, ander synoniem, vervlochten raakt met financiële prestaties vanuit de titulaire Sugardaddy. Ze stelt letterlijk ‘de rollen zijn nu omgedraaid’, maar dit is precies het faux baanbrekende van het nummer. In zekere zin is het centraliseren van het omdraaien van de rol en dit tot grap maken, het bevestigen van de rol. Dekker, die de rol van sugardaddy speelt, is slechts een humoristische uitzondering op de norm: dat mannen aandacht kopen van vrouwen. Het omdraaien van de rollen is voor haar niets meer dan een grap, geen serieus fenomeen. De aannames worden daarmee niet geproblematiseerd voor het patriarchaat, dat prima af en toe een komische uitzondering op de norm kan toestaan. Daarnaast zegt Dekker niks negatiefs over het bungelen van financiële diensten boven iemands hoofd in ruil voor ‘met je bil schudden’, wat natuurlijk in de kern een vrij onsmakelijke reductie van interpersoonlijk contact en intimiteit tot handelswaar is. Een patroon dat, in haar bestaan, voornamelijk vrouwen benadeelt. Hetzelfde geldt voor de videoclip van Ga Dan! waar ze fysiek geweld schijnt te gebruiken tegen haar ex-partner. Een nummer waar ze diezelfde neiging tot geweld ook toepast op de rijmkunst, gezien ze ‘zoek, want’ rijmt met ‘stoep, schat’. Zonde, daar ‘zoek, want’ / ‘stoeprand’ ook mogelijk was geweest.
Contrasteer dit met de explicieter feministische MEROL die stelt ‘hou je bek en bef me’. Er kan natuurlijk even veel discussie gevoerd worden over of dit emanciperend is of niet, maar het omdraaien van traditionele rollen wordt niet tot grap gemaakt. MEROL meent het wel; ze wil echt dat de man in kwestie zijn bek houdt en gaat beffen. Er is in de tekst een grap te vinden, maar deze is niet expliciet ‘het omdraaien van de rollen’ en ze normaliseert daarmee in zekere zin het ambigu maken welke rol welke sekse zou moeten spelen. Later op het album, in het nummer Satisfyer leunt Dekker wel meer naar het tweede, maar ‘ik heb graag seks’ en de bevestiging van haar eigen subjectiviteit en objectificering van een man (de vergelijking met het seksspeeltje) is het rolverbrekendst dat ze op het nummer communiceert. Los van al het politieke geneuzel is Satisfyer een erg prettig deuntje.
Klasse en feminisme
Industry Plant is wellicht het meest feministische nummer op het album, hoewel niet expliciet. Zonde daarom dat het door de criticasters nooit genoemd wordt als zogenaamde feministische accreditatie. Ze zingt grappend vanuit het perspectief van een (ogenschijnlijk) mannelijke criticus die haar liever ziet dan hoort, en door haar intonatie wordt de claim ‘ik zou haar best wel doen’ duidelijk belachelijk gemaakt. Specifiek is zijn probleem met haar dat ze door connecties met de muziekindustrie zich omhoog kan werken. Ze laat dit probleem in het nummer echter totaal van zich af rollen. Opvallend, maatschappelijk gezien, is dat deze kritiek voornamelijk naar vrouwen is gericht. Nog specifieker lijken ze volgens deze samenzweringstheorie ook altijd mee te willen liften op het succes van mannen. Het succes van een vrouw moet volgens de man vanuit wiens perspectief de verzen zijn gezongen wel komen door de mannen in Dekkers omgeving. Het bericht van het lied is duidelijk: stop met vrouwen te vertellen dat ze hun succes te danken hebben aan mannen in hun omgeving.
Geheel universeel is het feminisme van het nummer niet. Dekker stelt dat, zelfs al was het alleen door haar connecties dat ze populair was: ‘who fucking cares?’. Het antwoord op die vraag is dat het in ieder geval mij boeit. Willen we in een maatschappij leven waarin je connecties tot al succesvolle mensen je succes bepalen? Want hoe oneerlijk het ook is dat vrouwen specifiek deze aantijging naar hun hoofd geslingerd krijgen, zou mijn ideale oplossing niet zijn dat we maar negeren dat het gebeurt. Sterker nog: we zouden bekende mannen óók met deze aanklacht lastig moeten vallen. Of beter nog, we bekritiseren het systeem dat het mogelijk maakt. Niet de speler is het probleem, maar de regels van het spel. Hard werk en soms wat talent, maar vooral heel veel geluk zijn de ingrediënten voor succes in onze maatschappij. Het geluk dat je in een familie bent opgegroeid die je toegang kan verlenen tot ‘een kleine lening van een miljoen dollar’ of simpelweg een muziekstudio en platenconnecties.
Voor traditioneel succesvolle vrouwen zou het prachtig zijn als hun succes niet toegeschreven werd aan de mannen in hun omgeving, voor een bijenkorfcassière is genderneutrale uitbuiting echter geen gigantische stap vooruit. Mijn reactie op de aantijgingen dat Dekker een Industry Plant zou zijn is daarom ook niet ‘nou en?’, maar ‘Waarom specifiek Roxy Dekker? Waarom richt je dit vuur niet naar de muziekindustrie die dit mogelijk maakt?’
Hetzelfde bewustzijn over haar klassenachtergrond komt terug op Anne-Fleur Vakantie [sic.]. Met enige zelfspot beschrijft ze een vakantie voor een rijke jongere die niet zelf het geld heeft verdient waarvan ze de wereld mee over reist. Opvallend is echter dat ze hier de kritiek niet keert tegen jonge rijke nietsnutten, maar jonge rijke vrouwelijke nietsnutten. De vooroordelen over jonge rijke nietsnutten blijken erg gegenderd. ‘slets go!’, ‘havercappu’ en aan papa vragen voor geld zouden minder op zijn plek voelen hadden de leuke kakkers uit de tekst het nummer gezongen. Roxy Dekker stelt een ‘Anne-Fleur’ te zijn (Roxy ‘Anne-Fleur’ Dekker is overigens niet te verwarren met Anne-Fleur Dekker, voormalig linkse journalist), een specifiek vrouwelijk stereotype. Een Anne-Fleur, zo gaat het stereotype, rijdt paard of hockeyt en lift mee op de rijke mannen in haar leven. Het is enigszins jammer dat Dekker, iemand die duidelijk onafhankelijk van de mannen in haar leven iets van zichzelf probeert te maken, iemand die boven de mannen om zich heen uit wil stijgen, zich hier zulk een stereotype aanmeet, en het stereotype bevestigt. Verder is het natuurlijk volledig gepast om met zelfspot om te gaan met het feit van rijke afkomst te zijn. Dat is immers erg beschamend.
Wat willen we dan van Dekker? Niks!
Over het algemeen zouden we het album dus niet kunnen beschrijven als een feministisch manifest. Het is echter niet Dekker die zichzelf poneert als feministisch icoon, het zijn (veelal mannelijke) recensisten die haar zo typeren. Tim van Erp spreekt in zijn recensie in Trouw dan ook over ‘pretentieloos feminisme’. Dit klopt niet. Althans, het pretentieloze klopt; Dekker is niet pretentieus over feminisme. We kunnen haar daarop wat mij betreft simpelweg op haar woord geloven. Van Erps poging om Dekker in pretentieloos feministische hoek te plaatsen is echter een ongezond patroon dat we niet moeten herhalen. Niet alles dat een vrouw doet is feminisme. We moeten vrouwen niet nog een ander onderwerp toewerpen waarop ze op hun tenen moeten lopen. Het doet me enigszins denken aan de drang van (veelal mannelijke) socialisten om tot op de dag van vandaag in Rosa Luxemburg een feministisch figuur te zien, simpelweg omdat ze een vrouw is, ondanks dat ze vrij weinig heeft gezegd of geschreven over vrouwenstrijd. Een rol die ze zelf haar hele leven heeft proberen af te houden terwijl mannen haar door wilde sturen naar het vrouwenstrijdwerk. Nu is Roxy Dekker geen Rosa Luxemburg (Rosa Luxemburg had nooit Satisfyer kunnen schrijven!), maar hetzelfde punt geldt; we moeten niet bij alles dat vrouwen doen toetsen of het feministisch genoeg is.
Dekkers teksten zijn niet uitzonderlijk feministisch of vrouwonvriendelijk, ze vallen compleet binnen het verwachtte en acceptabele voor een gemiddelde jonge vrouw in Nederland. Wij hoeven niet te wachten tot een jonge popster het feminisme predikt; we kunnen zelf wel aan de slag. Laten we Dekkers vrouw-zijn niet verheffen tot nog een politiek punt om haar op te prijzen of af te straffen. Roxy Dekker is geen perfecte feminist, ze zegt soms progressieve dingen, en soms minder progressieve dingen, en dat is prima.