Al-Azhar University Liberated Zone: kritiek en reflectie

Róise Uí Mhartain

In mei 2024 verrees op de campus van de Radboud Universiteit een tentenkamp. De verantwoordelijke studenten en personeelsleden eisten dat de Radboud Universiteit haar banden met Israëlische instituten zou verbreken. Bijna een maand later werd het kamp door oproerpolitie ontruimd. In dit artikel onderzoekt Róise Uí Mhartain wat de strategiën waren, wat er goed ging, en wat er fout ging.

Geïnspireerd door soortgelijke solidariteitskampen in de Verenigde Staten, ontstond Al-Azhar University Liberated Zone op de campus van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het was een reactie op de verbinding van de Radboud Universiteit aan de genocide in Gaza. De universiteit heeft namelijk meerdere banden met Israëlische universiteiten, die allemaal op verschillende manieren bijdragen aan de genocide in Gaza. Het kamp stelde drie eisen aan de universiteit: veroordeel de genocide in Gaza, verbreek de banden met Israëlische universiteiten, en steun Palestijnse studenten en universiteiten. 

Het kamp werd een plek voor verbinding, actie en solidariteit, maar liep ook tegen veel problemen aan. Wat kunnen we in de (inter)nationale Palestinabeweging leren van Al-Azhar University Liberated Zone?

Besluitvorming en spontaniteit

De organisatie van het kamp, bestaande uit ROOD-leden en andere activisten, verwachtte dat het kamp snel zou worden ontruimd. Wat volgens de organisatoren in het gunstigste geval twee à drie dagen zou duren, duurde uiteindelijk echter bijna vier weken. Daardoor was er van tevoren niet goed nagedacht over besluitvorming.  Eén van de oorspronkelijke organisatoren introduceerde in een opwelling de Algemene Vergadering (AV). De AV opereerde op basis van consensusdemocratie, wat betekende dat in plaats van te stemmen over zaken als strategie en tactiek, iedereen zou proberen overeenstemming te vinden. 

In theorie klinkt dit goed, maar in de praktijk brengt het consensusmodel veel problemen met zich mee. Het model zorgt er namelijk in de eerste plaats voor dat de vergaderingen ongelooflijk lang duren, omdat er consensus over elk klein detail moet zijn. Deze soms tevergeefse zoektocht was erg vermoeiend en had in Nijmegen het gevolg dat er vaak gekozen werd om maar geen besluit te nemen, omdat niemand de hele dag in een AV wilde zitten. Daarnaast werden de AV’s ontoegankelijke evenementen, omdat ze dagelijks plaatsvonden en soms wel vier uur duurden. De meeste mensen hebben daar geen tijd en/of energie voor. Daardoor namen alleen de actiefste mensen deel. 

Ten tweede is consensusdemocratie, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, geen echte democratie. Waar normale democratische structuren gebruikmaken van meerderheidsstemmingen, maakt consensusdemocratie gebruik van een systeem van handbewegingen: het omhoog steken en schudden van je handen betekent akkoord, en het maken van een kruis met je armen betekent dat je ergens niet mee kunt leven. Er werd gekeken of men het in het algemeen eens was met een punt. Er werd dus niet geteld. Dit zorgde ervoor dat de mening van populaire mensen – zoals woordvoerders van de beweging – zwaarder woog dan de mening van anderen. Als een van de populaire mensen een kruis maakte, werd een voorstel niet aangenomen, maar als ‘normale’ activisten hetzelfde deden, konden ze genegeerd worden. Dit zorgde voor een zeer informeel autoritaire structuur. Als je dit probleem in de AV aan de orde stelde, werd je in het beste geval genegeerd en in het slechtste geval uitgelachen.

Deze problemen hadden echter voorkomen kunnen worden als voorafgaand aan het kamp nagedacht was over structuren die democratisch, verantwoordelijk en duurzaam zijn. Dan waren deze fouten niet gemaakt, en hadden we kunnen bouwen aan een sterke, duurzame  en democratische beweging.

Gebrek aan structuur en verantwoordelijkheid

Het kamp had tevens een taakverdeling tussen de high-risk– en low-risk-groepen. Simpel gezegd zijn de low-risk-activisten degenen die wel illegale acties willen ondernemen, maar niet gearresteerd willen worden en ook geen acties doen met een hoog risico op arrestatie. High-risk-activisten zijn degenen die achterblijven in het kamp om gearresteerd te worden na het bevel van ontruiming. Zij nemen deel aan de acties met een hoog risico en zijn dus bereid om gearresteerd te worden.

Omdat de high-risk-activisten, zoals de naam suggereert, meer risico lopen in hun activisme, hadden veel van hen de neiging om de beslissingen van de AV te negeren en te stellen dat zij het laatste woord zouden moeten hebben over belangrijke zaken. Zij zouden namelijk degenen zijn die gearresteerd werden. Door deze neiging om de wil van de AV te negeren ontstond wantrouwen tussen een deel van de high-risk-groep en de rest van het kamp. De AV had echter geen mandaat om de high-risk-groep aan de rest van het kamp te onderwerpen, doordat er geen democratische structuren waren. Dit zorgde voor een gebrek aan discipline en onduidelijke verantwoording.

Dit werd versterkt doordat de AV van het kamp gedurende het kamp besloot om de eerdere afspraak om geen vandalisme te plegen uit de actieconsensus te schrappen en autonome acties te accepteren. Dit laatste zijn protestacties die geheel zonder toezicht van de AV worden gepland en uitgevoerd. Dit had niet problematisch hoeven  zijn. Zo is het bijvoorbeeld prima om buiten het kantoor van het universiteitsbestuur met protestborden te staan zonder de AV om toestemming te vragen. De acceptatie van autonome acties ging echter veel verder. Zo konden mensen zonder toestemming van de AV de grote vernielingen in een bestuursgebouw aanrichten, zonder dat de AV hier uitspraak over kon doen. Autonome acties zouden beperkt moeten blijven tot agitatorische grenzen, zoals het ophangen van posters en graffiti.

Dit probleem zou niet hebben bestaan als elke activist in het kamp een marionet van het kamp was geweest, en de door de AV genomen besluiten had opgevolgd. Zo is de kans groter dat het kamp een eenheid blijft en dat de onderlinge solidariteit behouden blijft. Een kamp kan op die manier veel effectiever en efficiënter handelen om haar doelen te bereiken. Een vinger kan men breken, maar een vuist niet. 

Escalatieladder

Een van de positieve aspecten van het kamp, waardoor het kamp lang heeft kunnen bestaan, was het gebruik van een escalatieladder. Instellingen zoals universiteiten en overheden, maar ook de samenleving als geheel, trekken grenzen die je zogenaamd niet mag overschrijden. Soms worden deze grenzen expliciet gesteld, maar vaker zijn ze impliciet. De escalatieladder-strategie houdt in dat deze grenzen steeds worden opgezocht. Als de beweging de grens bijna bereikt heeft, steekt men hem zeer voorzichtig over. Een voorbeeld is dat de universiteit zei dat we niet mochten overnachten op het terrein. Dit deden we wel, zonder repercussies. 

De reden dat deze strategie werkt, is omdat het opzoeken en oversteken van die grens leidt tot een tegenreactie van de staat of een andere instelling, waarbij ze het protest proberen te onderdrukken. Wanneer dat in de ogen van de samenleving niet gerechtvaardigd is, kunnen de demonstranten verder escaleren zonder hun maatschappelijke steun te verliezen. Een voorbeeld hiervan is het eerste kamp en de daaropvolgende protesten in Amsterdam, waar de escalatie van de staat leidde tot een gigantisch protest op Rokin en brede steun vanuit de samenleving. Ook heeft de geschiedenis aangetoond dat deze tactiek werkt wanneer die correct wordt uitgevoerd. Voorbeelden zijn de burgerrechtenbeweging en de Black Panther Party in de Verenigde Staten, die beide meerdere grenzen overschreden zonder algeheel onderdrukt te worden. 

Een beweging moet de escalatieladder niet te snel willen beklimmen. Geduld is belangrijk. In Nijmegen kregen de organisatoren in een van de eerste dagen van het bestaan van het kamp lucht van pro-Palestijns vandalisme in de buurt van het kamp. Daarop vroegen ze een groep mensen om in de buurt van het kamp te zoeken naar graffiti en rotzooi en het op te ruimen als ze iets vonden. Deze reactie was goed. Er was nog maar kort een kamp en het was noodzakelijk om niet te ver te stijgen op de escalatieladder, omdat het kamp dan een negatief imago zou krijgen, wat onderdrukking van het kamp meer legitimiteit zou geven.

Over bezettingen

De bezetting van een bestuursgebouw zou het einde van het kampement betekenen. Deze bezetting was echter geen werkelijke bezetting, ook al was dat wel de bedoeling. Veel demonstranten trokken namelijk naar binnen met de hoop op een duurzame, langdurige bezetting, maar in plaats daarvan werd het gebouw van binnen besmeurd met graffiti die later bijna onmogelijk te verwijderen bleek. Je kan dit de kleine groep daders kwalijk nemen, maar het was vooral een tactische fout. De woede van deze kleine groep daders is namelijk begrijpelijk. Deze tactische fout werd naast de gerechtvaardigde woede veroorzaakt door de eerdere acceptatie van autonome acties en vandalisme. 

Historisch gezien is de bezetting een van de succesvolste tactieken van studentenbewegingen. Succesvolle bezettingen zijn echter vrijwel altijd duurzame bezettingen, wat de bezetting van het bestuursgebouw niet was. Het kamp zelf was een vorm van duurzame bezetting – zij het in een iets minder hevige vorm – omdat het fungeerde als een knooppunt voor organisatie en solidariteit, en tegelijkertijd druk uitoefende op de universiteit. Dit is precies wat duurzame bezettingen zijn. De reden dat ze historisch het meest succesvol zijn, is omdat ze het doel dienen van een zogenaamde third space voor onderwijs, agitatie en organisatie, terwijl ze tegelijkertijd de universiteit beroven van een grote productieve ruimte. Dat is wat er in het bestuursgebouw had moeten gebeuren. De beweging had, zoals het deed, het gebouw in moeten nemen, maar in plaats van alles met graffiti te besmeuren, had de beweging er een centrum van moeten maken van kunst, lezingen, huiswerksessies en bijlessen. De bezetters zouden zelf mensen kunnen weren, zodat er geen provocateurs binnen zouden komen, maar afgezien daarvan zou iedereen naar binnen mogen. Succesverhalen zijn alom: de bezettingen in de jaren ‘60 en ‘70, die succesvol de universiteiten onder controle van de studenten en werkers brachten, waren bijvoorbeeld duurzame bezettingen.

Een beweging die succesvol wil zijn moet deze fouten niet herhalen. De bezetting van het bestuursgebouw had kunnen uitmonden in een bruisend centrum voor activisme, organisatie, agitatie en kunst. Woede en tactische fouten lieten het echter uitmonden in de totale ontruiming van het kamp en het inkrimpen van de beweging tot een kleine groep.

Conclusie

Welke lessen kunnen we hieruit trekken? Ten eerste hadden de structuren van het kamp van tevoren moeten worden bepaald. Deze structuren zouden hoogstwaarschijnlijk stand hebben gehouden, omdat deze structuren zichzelf reproduceren. Iedereen die wil deelnemen aan het kamp moet ook aan die structuren deelnemen. Dit is ook hoe de bestaande structuren in het kamp bleven bestaan.

Ten tweede hadden de structuren democratisch en centralistisch moeten zijn. Het hoogste orgaan, in dit geval de Algemene Vergadering, had gebaseerd moeten zijn op meerderheidsstemmingen, waardoor de noodzaak voor eindeloze discussies op zoek naar consensus zou worden weggenomen. Dan zou iedereen ook een gelijke stem hebben, in plaats van dat populaire mensen besluitvorming eenvoudig konden blokkeren. Om de noodzaak van dagelijkse vergaderingen weg te nemen, had de AV haar dagelijkse bevoegdheden moeten delegeren aan een verkozen en terugroepbaar bestuur, dat kan handelen en beslissen terwijl de AV niet in sessie is. Dit had ervoor gezorgd dat de AVs minder vaak plaatsvonden. Via deze structuren zou ook discipline opgelegd moeten worden. De AV is het hoogste besluitvormingsorgaan van het kamp, en iedereen zou onderworpen moeten zijn aan haar beslissingen. Dit betekent dat ook de high-risk-groep, net als alle andere activisten, zich moet neerleggen bij de wil van de meerderheid. 

Ten derde is de strategie van de escalatieladder een nuttige les geweest. Deze moeten ook toegepast worden binnen andere bewegingen. Het kunnen escaleren zonder algeheel te worden onderdrukt is een belangrijk onderdeel van elke sociale beweging, en tot het kamp begon werd de escalatieladder nog niet toegepast. Hierbij aansluitend moet elke beweging die bezettingen als tactiek gebruikt, overtuigd worden van het gebruik van specifiek duurzame bezettingen. De vernielingen die we tegenkwamen tijdens het kampement in Nijmegen moeten alles-op-alles worden vermeden. Het enige wat je daarmee bereikt is het verlies van maatschappelijke steun.

Om deze visie van centralistische democratie, eenheid in actie en duurzame escalatie te verwezenlijken, moeten communisten interveniëren in de bestaande beweging om mensen te overtuigen van de noodzaak van deze posities. Proberen deze verandering in het geheim te forceren zal er alleen maar toe leiden dat mensen communisten wantrouwen en verachten. De interventie moet dus openlijk zijn. Niet interveniëren betekent het verzaken van de organisatorische en politieke plicht van communisten.

Natuurlijk vereisen deze democratische structuren een hoge mate van vertrouwen in elkaar. Dit kan een uitdaging zijn, vooral vanwege de ideologische diversiteit binnen het kamp. Dit kan overwonnen worden door simpelweg samen te werken, en conflicten kunnen worden beslecht door te stemmen en discussies. Samenwerken schept vertrouwen. Democratische structuren zullen helpen om de kloof tussen verschillende organisaties te overbruggen en te strijden voor de eisen. 

Cut the ties, boycott and divest!