‘Landgenoten,
Ik zal met mijn leven de verdediging van de principes dierbaar aan dit land betalen.
(…) De toekomst zal aan het volk, aan de werkers blijven behoren. De mensheid gaat onweerstaanbaar voort naar een beter leven.’
— Salvador Allende, 11 september 1973
De laatste woorden van Allende, Chili’s socialistische president, waren hoopvol. De gewelddadige coup van Pinochet, die zijn presidentschap beëindigde, was dat niet. Door zowel successen als mislukkingen te bestuderen, kunnen we veel leren van Allende’s poging tot socialistische opbouw.
Aan het einde van de 19e eeuw was Chili, mede dankzij de lucratieve koperexport, een van de rijkste en meest stabiele landen in Zuid-Amerika. De opbrengsten van de mijnbouw lagen echter geconcentreerd in de handen van een kleine elite en van buitenlandse – met name Amerikaanse – bedrijven zoals Anaconda en Kennecott. Na de Eerste Wereldoorlog namen de Verenigde Staten de rol van Groot-Brittannië over als militaire en economische supermacht. Deze nieuwe hegemonie gebruikte haar positie om de controle over de economie en grondstoffen van onder meer Chili volledig in handen te nemen.
In de jaren ’20 werd wereldwijd in rap tempo een telefoonnetwerk aangelegd, waardoor de vraag naar koper exponentieel steeg. De Verenigde Staten, die niet slechts een vinger maar hun hele hand in de pap van de Chileense kopermijnen hadden, beantwoordden deze vraag door Amerikaanse bedrijven het recht te geven Chili van haar kostbare grondstoffen te beroven. Onder de arbeidersklasse groeide een socialistisch sentiment. In dit spanningsveld trachtte Salvador Allende – voormalig arts en medeoprichter van de Chileense Socialistische Partij – een vreedzame en democratische weg naar het socialisme te vinden. Zijn partij maakte deel uit van de Unidad Popular (UP), een brede linkse coalitie die socialisten, communisten, linkse christenen en onafhankelijke progressieven verenigde. Zij streefden naar een samenleving waarin de opbrengsten van de koperindustrie ten goede zouden komen aan instituties die het welzijn van de bevolking verbeterden.
Allende wilde dit echter bereiken via de democratische idealen van het Westen – met name die van de Verenigde Staten. Hij en zijn aanhangers geloofden dat socialisme ook op pacifistische en reformistische wijze tot stand kon worden gebracht, zonder het bestaande systeem volledig omver te werpen: het volk zou via democratische weg zijn stem laten horen.
De rol van de Verenigde Staten
Tijdens de Koude Oorlog vreesde de Amerikaanse regering dat socialistische regeringen in Latijns-Amerika een domino-effect zouden veroorzaken. Na de mislukte invasie van de Varkensbaai in 1961 was Washington extra op zijn hoede voor het ontstaan van een tweede Cuba. Een democratisch verkozen marxist als Allende vormde daarom een groot probleem: zijn succes bewees dat socialisme ook binnen een democratie kon worden bereikt.
Vanaf zijn tweede presidentscampagne in 1958 kreeg Allende te maken met toenemende Amerikaanse inmenging. Onder president Kennedy nam die invloed andere vormen aan: subtieler, via geld, media en diplomatie achter de schermen. Zo pompte de CIA in 1964 ruim tweeënhalf miljoen dollar in de campagne van de Christendemocratische Partij van Eduardo Frei. Daarnaast werd in het geheim een propagandacampagne opgezet, goed voor meer dan drie miljoen dollar, gericht op het verspreiden van angst voor een ‘communistische dictatuur’ onder Allende.
Toen Allende in 1970 ondanks deze campagnes de verkiezingen won, zette president Richard Nixon het geheime programma Project FUBELT op – bedoeld, in Nixons woorden, om ‘de Chileense economie te laten schreeuwen’. Naast economische druk via het IMF, de Wereldbank en handelsbeperkingen oefenden de Verenigde Staten invloed uit op media en publieke figuren om Allende’s presidentschap te ondermijnen. Desondanks hield de Chileense democratie stand, en Allende werd in november 1970 ingezworen als president. Nixon reageerde door de export van auto-onderdelen naar Chili onder druk te zetten. Deze sanctie bleek effectief: binnen twee jaar kon ruim dertig procent van de bussen niet meer rijden – met desastreuze gevolgen voor de Chileense economie.
De uitdagingen van Allende’s regering
Allende’s regering voerde in korte tijd ingrijpende hervormingen door, waaronder de nationalisering van de koperindustrie en de hervorming van de agrarische sector. Amerikaanse bedrijven als Anaconda en Kennecott werden uitgekocht, en landgoederen werden verdeeld onder Chileense boeren. De regering voerde prijscontroles en loonsverhogingen in en investeerde in onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting om armoede en ongelijkheid terug te dringen.
Aanvankelijk groeide de economie, en een aanzienlijk deel van de bevolking leidde een welvarender leven. Maar de onmiddellijke kosten waren hoger dan de baten, waardoor het overheidstekort snel toenam. In combinatie met de oliecrisis van 1973 en de voortdurende Amerikaanse sancties ontstond een giftige cocktail die de inflatie deed ontsporen. Grootgrondbezitters en andere kapitaalkrachtige groepen mobiliseerden zich, met steun van de VS, tegen de regering.
De val – 11 september 1973
Op 23 juni 1973 deed kolonel Roberto Souper een mislukte coup. Hoewel hij er niet in slaagde de regering af te zetten, leek hij met zijn daad de baldadigheid van de oppositie te versterken. Enkele maanden later was het Chileense leger, onder leiding van generaal Augusto Pinochet, wel succesvol. De hoofdstad was – op het presidentiële paleis na – zonder veel weerstand snel onder controle.
Allende weigerde verzoeken tot onderhandeling. Zijn achterban drong erop aan dat hij zou vluchten naar een industriegebied om een tegenaanval te organiseren, maar hij weigerde ook dat. Allende was vastberaden met het zinkende schip ten onder te gaan. Na een korte impasse werd het presidentiële paleis La Moneda gebombardeerd. Na enkele laatste woorden pleegde Allende zelfmoord met een geweer dat hij als geschenk had gekregen van Fidel Castro.
Met zijn dood kwam een gewelddadig einde aan het democratische experiment van de UP, de linkse coalitie die Chili sinds 1970 had bestuurd. Wat volgde was een van de donkerste periodes uit de moderne Chileense geschiedenis: duizenden Chilenen verdwenen, werden gevangengezet of gemarteld onder het mom van het ‘redden van Chili van het communisme’.
Neoliberalisme en de erfenis van Chili
Onder Pinochet werd Chili het laboratorium van het neoliberalisme. Jonge Chileense economen – de zogeheten Chicago Boys – waren opgeleid aan de Universiteit van Chicago onder Milton Friedman en kregen de kans om een radicaal vrijemarktbeleid te implementeren. Zij voerden een programma van privatisering, deregulering en openstelling van de economie door.
Bij de aanvang van Pinochets regime draaiden de Verenigde Staten hun houding om: sancties werden opgeheven en beide landen stimuleerden meer economische verstrengeling. Het werk van de brede linkse coalitie was hiermee in één klap tenietgedaan. Chili was terug bij af: de opbrengsten van haar grondstoffen en de arbeid van haar bevolking vloeiden opnieuw naar een kleine elite in Chili en de Verenigde Staten.
Voor de VS betekende dit een dubbele overwinning: enerzijds herwonnen ze hun invloed op de Chileense economie, die opnieuw werd geïntegreerd in het wereldsysteem waarin zij de regie voerden; anderzijds konden ze internationaal pronken met het zogenaamde ‘Chileense economische wonder’. Het gold als bewijs dat neoliberale overtuigingen en de vrijemarkteconomie superieur waren aan socialisme – zowel revolutionair als reformistisch.
Lessen voor de 21e eeuw
De coup in Chili onthult de blinde vlek van het reformisme. Was het naïef van Allende en de Chileense socialisten om te geloven dat zij via democratie het socialisme konden realiseren? In zekere zin volgden zij de idealen van de westerse wereld: soevereiniteit en zelfbeschikking van natiestaten, gedreven door de wil van het volk. Maar de Amerikaanse ondermijning van de Chileense socialistische regering bewijst dat deze idealen slechts een sluier vormen.
De westerse, liberale soft power bestaat uit een netwerk van leugens die het kapitalisme in stand houden. Zonder die leugens is het systeem niet houdbaar. De les van Chili is daarom duidelijk: zolang het kapitaal de macht heeft om democratie te ondermijnen wanneer zij niet in haar belang werkt, zal reformisme altijd stuiten op zijn grenzen.