Hoe moeten socialisten zich politiek organiseren? Gebaseerd op lessen uit het verleden en hedendaags ervaringen werpen twee kameraden in een interview licht op dit belangrijke vraagstuk en vertellen zij hoe men in hun visie aan een duurzame en strijdbare socialistische beweging kan bouwen.
De manier waarop communisten werkers bij de partij betrekken is een van de belangrijkste vraagstukken van hedendaagse organisatie. Een van die manieren is door te bouwen aan een zogenaamde partijbeweging, waarbij allerlei organisaties rondom de partij worden opgebouwd om zo arbeiders op een laagdrempelige manier bij politiek te betrekken. Richard Hoogstraten en Berend Bruin, beiden lid van ROOD en De Socialisten, zijn uitgenodigd om hun visie te verkondigen. Dat is niet zomaar: bij de facties waar ze lid van zijn, respectievelijk het Communistisch Platform (CP) en de LinkerFlank (LF), speelt de partijbeweging een grote rol. Hoe geven zij invulling aan dit concept, waar komt de inspiratie voor dit idee vandaan en hoe moeten deze ideeën worden gerealiseerd?
Van stoeptegels naar massa’s
Het interview vindt plaats op een doordeweekse dag, waarbij iedereen online aansluit. Hoogstraten belt namelijk in vanaf een goede vijftienhonderd kilometer verderop, vanuit het mooie Zweden. Landsgrenzen houden hem als een echte marxist niet tegen, dus hij is vandaag aanwezig om het over de visie van CP te hebben. In het verleden heeft hij al uitvoerig over de partijbeweging geschreven, bijvoorbeeld in het artikel Mao en Bakunin: een recept voor de partijbeweging? Dit artikel kwam ook terecht in Een weg uit het moeras, een bundeling van artikelen waar CP uitvoerig ingaat op de partijbeweging. Wellicht het lezen waard voor de geïnteresseerde.
Inmiddels is hij al een tijdje niet meer actief voor ROOD, maar tijdens de split was hij een van de actiefste personages in het ideologisch conflict tussen de SP en haar voormalige jongerenafdeling. Dit conflict, dat uiteindelijk tot een splitsing zou leiden, ontstond omdat de SP langzaam een conservatievere weg insloeg. Een groep leden kon zich niet achter deze koers scharen en besloot zich te organiseren. Hoogstraten zegt hierover het volgende: ‘Het idee ontstond om een factie van marxisten bijeen te brengen in de SP, om onder andere het programma bij te sturen’. Deze bijeenkomst van leden organiseerde zich onder het Marxistisch Forum en was daarbij de voorloper van zowel CP als de huidige partij-in-oprichting genaamd De Socialisten. De focus op marxistische politiek betekende hier het afstappen van bepaalde parlementaristische trekjes en het ‘stoeptegelsocialisme’ wat destijds zo bekend was bij de SP. Waar het ooit de bedoeling was om ten allen tijde te focussen op het zichtbare logo, kleine prikacties en de directe invloed op stemgedrag, was het volgens deze marxisten nu tijd voor duurzame zelforganisatie. De partijbeweging speelt daarin een centrale rol, maar, zo stelt CP, is het belangrijk om eerst een partij te bouwen, en daarna de beweging.
De andere persoon in het online gesprek is Berend Bruin. Hij kan zijn jaren lidmaatschap bij ROOD nog net op een enkele hand tellen en heeft in die tijd alle hommeles meegekregen. Tijdens het conflict besloot hij ook lid te worden van CP, maar dat bleek toch niet helemaal zijn ding. Een jaar nadat hij wegging, richtte hij daarom met gelijkgestemden LF op. ‘Bij LF zijn we wel geïnspireerd door de werkzaamheden van het CP uit het verleden. Daarom delen wij ook veel standpunten’, vertelt hij. Op het thema van dit artikel konden zij elkaar echter niet vinden. De leden van LF besloten daarom zich ook te organiseren, met de partijbeweging als centraal punt.
Net zoals Marx ooit Hegel op zijn kop zette, zetten de LinkerFlankers de strategie van de partijbeweging op hun beurt op zijn kop. Zij stellen dat de partij voortkomt uit de beweging, en dat we ons dus nu al moeten focussen op het opbouwen van deze organisaties. De partijbeweging is volgens hen maakbaar, in plaats van dat het een gevolg van een goed lopende politieke organisatie is. Conform deze strategie hebben ze een duidelijke prioriteitenlijst: ‘We komen in principe als eerste op voor de arbeidersklasse, als tweede voor ROOD en DS als organisaties en dan als derde voor onszelf’, aldus Bruin. Hij geeft hiermee aan dat het verschil tussen CP en LF ook zo te omschrijven valt, waarbij LF zich traditioneel meer verhoudt als een pressiegroep. LF zou in wezen niet bestaan zonder ROOD, waarbij CP zich meer beweegt als aparte organisatie.
De partijbeweging in beweging
De strategie van de partijbeweging bestaat al langer dan vandaag en heeft een rijke geschiedenis in de negentiende en twintigste eeuw. Deze strategie komt voort uit de Tweede Internationale, waarbij er een focus kwam te liggen op de partij en maatschappelijke organisaties. Hoogstraten geeft aan dat het destijds gebruikelijk was om niet enkel lid te worden van de sociaaldemocratische [de benaming die destijds gebruikt werd voor communistische partijen, red.] partij, maar ook van allerlei socialistische verbanden. Deze kwamen voor in alle facetten van de maatschappij, bijvoorbeeld als sportverbanden, groepspraktijken en pers. Hij benadrukt dat dit soort partijen door hun verwevenheid erg weerbaar waren tegen repressie. De voorloper van de SPD, die te maken kreeg met de Socialistenwet van Otto von Bismarck, wordt hierbij genoemd als voorbeeld. De Socialistenwet verbood van 1878 tot 1890 alle socialistische bijeenkomsten of uitingen, maar was in praktijk moeilijk te handhaven. ‘Doordat de partij zo in de haarvaten van de samenleving zat, was het vrijwel onmogelijk om de organisatie te sussen’, vertelt Hoogstraten. Deze weerbaarheid lijkt voor hem nog steeds van groot belang te zijn: ‘Wij denken dat in zo’n weerbare partijorganisatie lessen zitten voor het heden’.
Naast de weerbaarheid van de partijbeweging begint Bruin over een ander belangrijk aspect: de politisering van de maatschappij. ‘We moeten mensen uit het maatschappelijk middenveld politiseren naar aanleiding wat zij dagelijks ervaren’, stelt hij. De insteek om allerlei organisaties te hebben rondom de partij is dus niet puur uit weerbaarheid, maar ook om arbeiders kennis te laten maken met politiek. ‘Mensen komen opdagen bij de borrel en denken: dingen zijn politieker dan ik dacht. Daardoor beginnen organisaties erop te vertrouwen dat ze dingen politiek kunnen maken, en ook dat ze dit zelf kunnen organiseren’. Zo kan een sportvereniging zich bezighouden met zowel een gezonde leefstijl faciliteren voor leden, als het politieke punt maken dat dit toegankelijk zou moeten zijn voor iedereen. Op deze manier wortelt de partij zich in de samenleving, waardoor de onderwerpen en standpunten waar zij zich mee bezighoudt authentiek kunnen voortkomen uit de beweging en zij een nog groter draagvlak kan bereiken. Als voorbeeld van deze voordelen verwijst hij naar SSV Het Spook, een socialistische studentenvereniging in Nijmegen. Doordat deze vereniging een eigen bestuur aanstelt zijn deze plekken ook een manier om zelforganisatie te leren, en wordt het studentenleven gepolitiseerd door verschillende oude en nieuwe socialistische tradities. De werkende klasse kan zichzelf met deze ervaring emanciperen en een democratische invulling geven aan de maatschappij.
Kip-of-ei-verhaal
Volgens beide aanwezigen is er in Nederland een ‘autoriteitsprobleem’ op links. ‘Er is in Nederland geen partij die enkele autoriteit geniet als het op links, sociale, of arbeidersbewegingen aankomt.’ zegt Hoogstraten. ‘In andere landen alliëren mensen zich bij een protest meestal met één of hoogstens enkele partijen, terwijl dat hier niet zo is.’ Dat zou komen omdat er in Nederland geen enkele organisatie is die zich sterk genoeg geworteld heeft in de sociale bewegingen die ons landje kent. Volgens Bruin is hier echter wel een uitweg. Hij geeft aan dat de taak van communisten is dat ze altijd die ene extra vraag stellen en altijd bereid zijn een antwoord of analyse te bieden. De politieke kern van de beweging opbouwen is een grote verantwoordelijkheid, en dat vergt politieke duiding en discussie.
Voor Hoogstraten betekent dit dat we, om de partijbeweging te ontwikkelen, eerst de partij en haar standpunten moeten ontwikkelen. ‘Bruin zegt dat je mensen wil betrekken doordat je een goed verhaal hebt. Als we willen dat deze onze leden kunnen uitleggen waar ze het over hebben, dan heb je wel uitgewerkte standpunten nodig’. Hij geeft daarbij aan dat CP daarom voorstander is van het experimenteren met organisaties rondom de partij maar dat de nadruk ligt op het effectief uitleggen en verspreiden van standpunten. De organisaties dienen dus ook een duidelijke verbintenis met ROOD of De Socialisten te hebben.
De organisaties zijn zo als het ware de socialistische zuil in de samenleving. Ze hebben echter ook een andere rol, namelijk als onderdelen van de machtsovername van het proletariaat. ‘Als werkers al ervaring hebben met zelfbestuur en weten hoe democratische organisaties werken, wordt een transitie richting een socialistische maatschappij makkelijker’, stelt Hoogstraten. In het geval van een revolutionaire situatie kunnen deze organisaties onder leiding van de communistische partij zelfs de functies van de staat deels overnemen.
Over het algemeen is Bruin het met Hoogstraten eens. Waar het verschil echter ligt, is hoe zij kijken naar hoe communisten anderen kunnen overtuigen. Want alhoewel het programma en de standpunten van de partij volgens Hoogstraten het belangrijkst zijn, stelt Bruin dat het een zeer sociaal proces is waar ‘het beste standpunt’ een tweede rol innneemt. Dat lijkt een klein verschil, maar heeft duidelijke implicaties. Het eerste betekent namelijk dat er een nadruk ligt op het ontwikkelen van duidelijke verklaringen, en het tweede betekent dat de nadruk ligt op het scheppen van een omgeving waarin men overtuigd wordt van het socialisme. Dat kan ook betekenen dat voor LF de partijbeweging een socialere aard moet hebben en zij meer open dient te staan voor niet-socialisten. Zodoende kan de praktijk door dit kleine verschil heel anders uitpakken.
Hoewel LF en CP andere ontstaansgeschiedenissen hebben en ook anders zijn georganiseerd, is er een belangrijk gemeenschappelijk punt: de noodzaak tot een brede en weerbare partijbeweging wordt door zowel LF als CP erkend. Beide zijn van mening dat een politieke partij méér moet zijn dan een machtsblok in een parlement. De meningen verschillen wat de partijbeweging betreft slechts op een klein punt, alhoewel de implicaties van dat punt verrijkend kunnen zijn. De groepen werken echter goed samen in De Socialisten. Uiteindelijk zijn ze natuurlijk allebei onderdeel van dezelfde arbeidersbeweging.