Drie jaar cel voor steun aan Palestina? Zeven vragen over de nieuwe censuurwet

Roshan Tonnoir

Het demissionair kabinet kondigde 20 juni aan met een wet te komen die ‘het verheerlijken van terrorisme’ en het ‘betuigen van steun aan terroristische organisaties’ strafbaar moet stellen. Wat zal deze censuurwet voor ons als socialisten betekenen, en hoe kunnen wij ons daartegen verzetten?

Wat gaat de wet verbieden?

Het ‘in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding’ verheerlijken van ‘een terroristisch misdrijf waarop een levenslange gevangenisstraf is gesteld’ is straks verboden, op straffe van ten hoogste drie jaar cel of een geldboete van de derde categorie, tot 8.700 euro.

Om in de problemen te komen hoef je die geschriften en afbeeldingen niet zelf te hebben gemaakt. Ook op het verspreiden, tentoonstellen, ten gehore brengen of zelfs maar in voorraad hebben van dit soort teksten en afbeeldingen staat straks dezelfde straf.

Ook het vergroten van de ‘ruchtbaarheid’ die aan zulk materiaal wordt gegeven wordt straks strafbaar, met een celstraf van ten hoogste twee jaar. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan het reposten van een bericht op sociale media.

Als laatste zal er, als de wet wordt ingevoerd, een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar komen te staan op het in het openbaar steun betuigen aan een organisatie die als terroristisch is bestempeld.

Voor zowel het verheerlijken van zogenaamd terroristische daden als het betuigen van steun aan zulke organisaties geldt dat dit niet expliciet hoeft te gebeuren, zo blijkt uit de memorie van toelichting. Ook het gebruiken van met ‘terrorisme’ verbonden symbolen, vlaggen en leuzen wil het kabinet met deze wet verbieden.

Zijn er niet allang wetten tegen het ondersteunen van terrorisme?

Ja, er is in Nederland al strenge antiterrorismewetgeving. Zo worden misdaden met een terroristisch oogmerk zwaarder bestraft, heeft de staat veel ruimere opsporings- en vervolgingsmogelijkheden bij vermoed terrorisme en zijn er allerlei wetten die financiering van terroristische activiteiten strafbaar maken.

Deze wetten zijn al zeer verreikend, té verreikend, met ingrijpende gevolgen voor bijvoorbeeld ouders die worden vervolgd omdat ze een paar tientjes sturen naar een kind dat vastzit in IS-gebied, of voor de tienduizenden mensen die vanwege iets kleins als hun aanwezigheid bij een dierenrechtendemonstratie op internationale terreurlijsten worden geplaatst.

Wat voegt deze wet toe?

Ondanks de verregaande repressiemogelijkheden die de staat al heeft wanneer ze het toverwoord ‘terrorisme’ gebruikt, is het huidige kabinet niet tevreden.

Het uiten van een het kabinet onwelgevallige mening over zogenaamd terroristische organisaties of daden is op dit moment op zichzelf namelijk nog niet strafbaar. Er moet ‘sprake zijn van haat zaaien of opruiing om iemand daadwerkelijk te kunnen vervolgen’ zo betreurt justitieminister Van Weel in de Telegraaf.

De voorgestelde censuurwet moet die beperkingen wegnemen door een nieuw delict in het leven te roepen, het ‘verheerlijken van terrorisme’. Daarmee kan de staat eenvoudiger ‘een norm stellen’ over welke meningen wettelijk zijn toegestaan, en welke meningen verboden, want terroristisch, zijn, tot Van Weels genoegen.

Wat verheerlijken en steun betuigen precies is, blijft in dit wetsvoorstel vaag. Voor de hand liggen het expliciet prijzen van onbetwiste gruweldaden als 9/11 of IS-onthoofdingen en het steunen van hun daders, maar de staat zou het zomaar zo breed kunnen interpreteren dat ook een steunbetuiging aan Gazaanse doktoren, die immers voor het ‘Hamas-run’ Gazaanse ministerie van volksgezondheid werken, daaronder zou vallen. 

Centraal staat dus de vraag:

Wie zijn voor deze wet ‘terroristen’?

In artikel 83 van het wetboek van strafrecht zijn een aantal misdaden, zoals het ombrengen van de koning, het uiteenjagen van de ministerraad of een aanslag plegen met nucleair materiaal, gedefinieerd als terroristisch.

Daarnaast kunnen misdaden terroristisch zijn wanneer zij een terroristisch oogmerk hebben; ‘Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.’

Een erg brede en vage definitie, en daardoor vrijwel onbruikbaar. In de praktijk is de definitie van een terreur dan ook meer een kwestie van politiek dan van wetsexegese.

Zo kan het dat de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid bij haar dreigingsbeeld verduidelijkt dat een organisatie als Farmers Defence Force niet als extreem, maar als activistisch moet worden gezien, ook wanneer ze spreken over het ‘afrekenen’ met ‘Judassen’ en een provinciehuis ramden om politieke verandering af te dwingen, terwijl niemand gek opkijkt wanneer de NOS kopt dat betrokkenen bij voetbalrellen best wel eens schuldig zouden kunnen zijn aan terreur, simpelweg omdat het andere team Israëlisch was.

Overzees zijn de bestempeling als terroristisch van de breed gevierde moord op de CEO van United Healtcare, een bedrijf dat door het afwijzen van verzekeringsclaims verantwoordelijk is voor de sozialer Mord op vele Amerikaanse zieken, een goed voorbeeld van het politiek-rhetorische nut van het stempel ‘terrorisme’.

Dichter bij huis valt te denken aan het gebruik van terreurwetgeving om de britse organisatie Palestine action te verbieden, nadat ze een aantal bij de genocide in Gaza betrokken vliegtuigen besmeurden met rode verf.

Naast het verheerlijken van daden, moet de wet ook steun betuigen aan zogenaamd terroristische organisaties verbieden. Daarbij wordt niet de Nederlandse terreurlijst gehanteerd, maar de Europese lijsten en de door de EU overgenomen VN-lijst. Zo staat het op een armslengte van de Nederlandse regering, en kan de minister niet zomaar eenzijdig het prijzen van een organisatie die hem persoonlijk niet aanstaat verbieden als terroristisch.

De Europese lijsten van terroristische organisaties zijn echter niet minder politiek gekleurd dan de Nederlandse definitie van terreurdaden. Zo is een derde van de organisaties op de eigen lijst van de EU onderdeel van het Palestijnse verzet, en is het exemplarisch dat het aan IS- en Al Qaeda-gelieerde HTS van de VN-terreurlijst lijkt te worden gehaald nu die organisatie Syrië zover heeft verzwakt dat Israël haar grensregio’s begint in te lijven en HTS  belooft het land te integreren in de mondiale vrijhandelseconomie.

Waarom komt het kabinet nu met deze wet?

Hoewel in de memorie van toelichting van de censuurwet de woorden ‘Palestina’ en ‘Israël’ niet voorkomen, en de minister daar vooral spreekt over de ‘professionalisering van Jihadisme’ en rechts extremisme dat ‘steeds meer voet aan de grond’ krijgt onder jongeren, is de werkelijke motivatie duidelijk: het smoren van pro-Palestijnse stemmen.

Zo wil Van Weel al lang de Palestinasolidariteitsorganisatie Samidoun verbieden. Tot nu toe moest hij zich in zijn strijd tegen deze organisatie bedienen van noodgrepen, zoals inreisverboden. Een verbod op de organisatie kreeg hij juridisch nog niet rond. In de memorie van toelichting valt daarom te lezen dat hij vol jaloezie naar Duitse wetgeving rond ‘verheerlijking’ kijkt, waarmee zijn Duitse collega Samidoun al in november 2023 heeft kunnen verbieden.

Ook de Tweede Kamer is wanhopig om de repressiemogelijkheden tegen pro-Palestijnse geluiden uit te breiden. Het gebruik van de populaire leus ‘from the river to the sea, Palestine will be free’, die al decennia wordt gebruikt om duidelijk te maken dat men streeft naar een democratisch, multi-etnisch, ongedeeld Palestina, is de Kamer bijvoorbeeld een doorn in het oog. Ze nam daarom eerder al een motie aan waarmee werd uitgesproken dat de leus een oproep tot geweld, en daardoor verboden, is, maar tot nu toe heeft dat niet geresulteerd in vervolgingen. Met het invoeren van de censuurwet zou slechts de associatie van de term met zogenaamd terroristische organisaties al genoeg zijn om het gebruik te verbieden.

Wat gaan wij hiervan merken?

Hoe de censuurwet in praktisch beleid zal worden omgezet, is nog lastig te voorspellen. Maar ben je een activist die de politie in het vizier heeft, dan kun je bijvoorbeeld een zogenaamd stopgesprek verwachten wanneer je in hun ogen online een keer te ver bent gegaan. Daarmee biedt de wet de politie een nieuwe manier om de intimiderende onaangekondigde bezoekjes die ze tot voor kort regelmatig uitvoerde bij demonstranten, weer op te starten.

Een ander gevaar is dat de politie het nieuwe delict inzet om zich te kunnen bedienen van grotere bevoegdheden. Verheerlijking en steunbetuiging moeten namelijk zogenaamde artikel 67-delicten worden, een zware categorie misdrijven. De politie mag al bij een vermoeden dat mensen zich schuldig zullen gaan maken aan zo’n delict bijvoorbeeld telefoontaps plaatsen, inbreken op computers of zelfs groepen infiltreren. Dat zet de deur wagenwijd open voor situaties als het Britse spy cops-schandaal, of, dichter bij huis, het hervatten van de infiltratie van gemarginaliseerde religieuze groepen, zoals dat eerder in Almere gebeurde.

Ook kan de wet de staat goed van pas komen om het demonstratierecht nog verder uit te kleden. Zo kan een burgemeester het roepen van een zogenaamd ’terroristische’ leus aangrijpen om te spreken van ‘ernstige wanordelijkheden’ en daarmee een demonstratie verbieden, en kan een agent het vermoeden van terroristische uitingen gebruiken als excuus om in te rammen op actievoerders zodra hij ergens een hem onbekende vlag of tekst in taal die hij niet machtig is ziet.

De wet beperkt zich bovendien niet tot het verbieden van de verheerlijking van recente ‘terreurdaden’. Het valt niet uit te sluiten dat de staat haar ook zal gebruiken om bespreking van historisch verzet te criminaliseren, zoals de Spanjestrijders en hun strijd tegen Franco, of de anti-apartheidsacties van de RaRa. Zelfs herdenkingen van verzetsstrijders als Hannie Schaft zouden, net als tijdens de koude oorlog, op basis van deze censuurwet in principe weer uiteengeslagen kunnen worden.

Ook academici en journalisten kunnen in het vizier van de overheid komen, als ze, door onderzoek te doen naar of verslag te doen van een uiting van een zogenaamd terroristische organisatie ‘meer ruchtbaarheid’ geven aan terrorismeverheerlijkend materiaal.

Of al deze zaken standhouden bij de rechter, is een andere vraag. Dat zullen we pas zien wanneer er een paar proefzaken zijn geweest en er jurisprudentie ligt. Maar hoewel het bewijzen van terroristisch oogmerk notoir lastig is, zal het recht ons niet kunnen beschermen. Immers, een demonstratie die uit elkaar geslagen is, de gebroken botten van een demonstrant, het gebroken vertrouwen binnen een organisatie die is geïnfiltreerd, dit alles heelt niet wanneer een rechter jaren later toetst dat het beroep op terreurwetgeving waarop de repressie steunde onterecht was.

Misschien nog belangrijker dan de directe effecten van toenemende repressie op basis van deze wet is het chilling effect dat ervan uitgaat. Mensen die besluiten dan maar niet naar een demonstratie te gaan, journalisten die dat ene artikel toch maar niet schrijven, activisten die hun toon matigen, en alle andere censuur die mensen zichzelf zullen gaan opleggen uit angst voor de harde hand van de staat.

Wat kunnen we hiertegen doen?

Politieke vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting, zijn ‘licht en lucht’ voor de arbeidersbeweging. Ze heeft die ademruimte nodig om zich te kunnen organiseren. De RSP eist dan ook in haar minimumprogramma een einde aan alle anti-terreurwetgeving en aan alle censuur, die worden ingezet om onze ademruimte te beperken. Het spreekt dan ook voor zich dat socialisten zich moeten verzetten tegen het aannemen van deze wet.

Het wetsvoorstel is nog in een vroeg stadium. De internetconsultatie, een periode waarin de politiek input ophaalt uit de maatschappij, is net geopend, de raad van state zal nog moeten oordelen, en daarna zullen zowel de Tweede als Eerste Kamer zich nog buigen over dit voorstel. Voordat deze wet daadwerkelijk in werking treedt, zullen er dus nog flink wat maanden verstrijken.

Deze maanden moeten worden benut om verzet tegen de wet op te bouwen. Houd bijvoorbeeld organisaties als Amnesty in de gaten, die ongetwijfeld met reacties zullen komen, uit je kritiek via de internetconsultatie, mail je zienswijze aan de kamerleden die dit dossier beheren en sluit je aan bij demonstraties.

Dit soort druk is zeker niet kansloos. Eerder stierf bijvoorbeeld het wetsvoorstel toezicht informeel onderwijs een stille dood na overweldigende kritiek via de internetconsultatie, en strandde de wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties in de Eerste Kamer nadat organisaties als Amnesty waarschuwden voor de gevolgen voor het  recht op vereniging. Ook wetten die qua inhoud erg vergelijkbaar zijn met de voorgestelde censuurwet hebben het eerder niet gehaald door dit soort kritiek en druk, zoals het Apologieverbod dat in 2005 werd ingetrokken en een eerder Verheerlijkingsverbod dat in 2016 strandde.

Toch moeten we onder ogen zien dat in het huidige politieke klimaat druk vanuit het maatschappelijk middenveld en rechtsstatelijke argumenten geen garantie bieden. Het risico dat de wet wordt aangenomen en we met repressie te maken krijgen, moeten we dus zeker serieus nemen.

Het kan nooit kwaad om je digitale hygiëne te verbeteren en te doen aan security culture; gebruik Signal, zet verlopende berichten aan, deel niet je complete leven op social media. Maar censureer jezelf ook niet onnodig uit angst, en probeer zeker niet je kameraden het zwijgen op te leggen. De politie heeft simpelweg niet de capaciteit om alle 1000 man die ‘from the river to the sea’ chanteert op een demonstratie te vervolgen, of om alle online steunbetuigingen aan het Palestijnse volk te traceren. Hoe groter de groep mensen die dit gewoon blijven doen, hoe veiliger het is voor ieder individu.There’s safety in numbers.

Don’t comply in advance.

Leuk artikel? Meld je aan voor de Paraat nieuwsbrief!