Van Irak naar Europa: De imperiale boemerang en de terugkeer van militarisme

De Socialisten, ROOD
foto: Tierney Nowland

In maart 2003 viel de Verenigde Staten opnieuw Irak binnen, ditmaal voor een volledige bezetting van het land, omdat er massavernietigingswapens en banden met al-Qaeda zouden zijn. Deze beweringen zijn later volledig ontkracht. De oorlog werd al sinds eind jaren ‘90 voorbereid, met de Iraq Liberation Act van 1998 als juridische basis en neoconservatieve denktanks zoals Project for a New American Century (PNAC) die openlijk opriepen tot de val van Saddam Hussein. De echte redenen voor deze illegale invasie waren geopolitieke en economische belangen, zoals controle over olievoorraden en strategische dominantie in het Midden-Oosten. Nederland steunde deze invasie actief, zowel politiek als militair, maar presenteerde zich hierbij als vreedzaam.

Nederlandse troepen werden ingezet in de Zuid-Iraakse provincie al-Muthanna, waar hun missie werd verkocht als een stabilisatieoperatie. In werkelijkheid maakten ze deel uit van de bredere bezettingsstrategie, namen ze deel aan counterinsurgency-operaties en hielpen ze bij het opzetten van een door het Westen gecontroleerd veiligheidsapparaat. De regering-Balkenende II (CDA, VVD, D66) presenteerde de missie als een succes, maar rapporten zoals dat van de Commissie-Davids (2010) en militaire evaluaties laten zien dat de situatie in al-Muthanna steeds instabieler werd en dat veel Nederlandse wederopbouwprojecten mislukten door slechte coördinatie en een gebrek aan duurzame strategie.

De gevolgen van de Irakoorlog reikten verder dan het Midden-Oosten. De oorlog bracht een ‘imperiale boemerang’ met zich mee: repressieve tactieken uit Irak kwamen terug naar Europa in de vorm van meer surveillance, uitgebreide antiterreurwetten en militarisering van grenzen, vooral gericht op vluchtelingen uit conflictgebieden zoals Irak. Militaire tactieken die in Irak werden ontwikkeld, werden later gebruikt in NAVO-missies in Afghanistan en Mali, wat bijdroeg aan de militarisering van de Europese defensiepolitiek. De lessen uit Irak werden later toegepast in missies in Afghanistan, Mali en nu bij de opbouw van een Europees leger.

Nu, in maart 2025, zien we hoe de logica achter de Irakoorlog (bescherming van democratie, internationale stabiliteit en verdediging tegen een vijandige macht) nog steeds de Europese militarisering aanjaagt. NAVO-uitbreiding en hogere defensiebudgetten worden verkocht als noodzakelijk voor de verdediging, maar dienen in feite dezelfde geopolitieke belangen als destijds in Irak. De vraag is of we de lessen uit het verleden blijven negeren of eindelijk de cyclus van westers imperialisme doorbreken.

De echte en neppe motieven achter de Irakoorlog

De Iraq Liberation Act van 1998 maakte regimeverandering in Irak officieel Amerikaans beleid, vijf jaar voordat de oorlog begon. Neoconservatieve denktanks zoals de Project for a New American Century (PNAC), waar invloedrijke figuren als Paul Wolfowitz, Donald Rumsfeld en Dick Cheney toe behoorden, pleitten al in de jaren ‘90 voor de val van Saddam.

De oorlog werd gerechtvaardigd met twee grote leugens: dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens bezat (gebaseerd op onjuiste informatie van een Iraakse overloper) en dat Irak banden had met al-Qaeda, ondanks CIA-rapporten die geen enkel bewijs vonden van samenwerking tussen Saddam en Osama bin Laden.

Hoewel de VS beweerde dat de oorlog de wereld veiliger zou maken, waren de echte motieven geopolitieke dominantie, controle over het Midden-Oosten, toegang tot Iraakse olievoorraden en winst voor bedrijven zoals Halliburton, Lockheed Martin en Blackwater, die miljarden verdienden aan de bezetting.

Nederlandse medeplichtigheid aan de ‘gentle occupation’

Nederland steunde de oorlog politiek door achter de Amerikaanse beweringen over massavernietigingswapens te staan. Inlichtingendiensten waarschuwden dat er geen hard bewijs was, maar deze twijfels werden genegeerd. Premier Jan Peter Balkenende bleef de invasie verdedigen, zelfs nadat duidelijk werd dat de oorlog geen internationale rechtsbasis had. Door de oorlog te steunen, speelde Nederland een cruciale rol in het legitimeren van een imperialistisch project dat honderdduizenden levens kostte, voor miljoenen vluchtelingen zorgde en Irak in een langdurige crisis stortte.

Tussen 2003 en 2005 stuurde Nederland 1345 militairen naar al-Muthanna, waar ze onder Brits bevel opereerden. Het verslag ‘A Gentle Occupation, Dutch Military Operations in Iraq, 2003-2005’ beschrijft hoe de Nederlandse missie werd gepresenteerd als ‘stabilisatie-inzet’, maar in de praktijk fungeerden Nederlandse troepen als een cruciaal onderdeel van de bredere bezettingsstrategie. Hun aanwezigheid werd gerechtvaardigd met het argument dat ze zouden bijdragen aan de veiligheid en stabiliteit in de regio, maar het verslag benadrukt dat deze zogenaamde ‘stabilisatie-inzet’ in werkelijkheid meer leek op bezetting en militaire operaties tegen opstandelingen.

Hoewel al-Muthanna aanvankelijk relatief rustig was, kwam dit vooral door de etnische en politieke situatie in de regio, waar de sjiitische meerderheid al vijandig stond tegenover Saddam Hussein. Nederlandse troepen vermeden aanvankelijk agressieve tactieken en legden de nadruk op onderhandelingen met lokale leiders, wat bijdroeg aan het beeld van een ‘zachte bezetting’. Toch nam het geweld in de regio geleidelijk toe. Operatie Swatter, een militaire actie tegen opstandelingen in samenwerking met Britse troepen, liet zien dat Nederlandse eenheden actief deelnamen aan offensieve operaties.

Nederlandse troepen werden, ondanks de officiële narratief van vredeshandhaving, steeds vaker ingezet in offensieve acties tegen opstandelingen, met name naarmate de veiligheidssituatie verslechterde. Tegelijkertijd werden Nederlandse wederopbouwprojecten vaak chaotisch uitgevoerd en voortijdig stopgezet. Ze werden gehinderd door bureaucratische vertragingen, een gebrek aan coördinatie met lokale autoriteiten en een focus op kortetermijnsuccessen voor politieke verantwoording in Nederland. Veel projecten waren meer gericht op imago dan op duurzame ontwikkeling. Na het vertrek van de Nederlandse troepen werd al-Muthanna steeds instabieler, wat aantoont dat de Nederlandse aanwezigheid geen blijvende stabiliteit of veiligheid bracht.

Hernieuwde Europese militarisering en de toekomst van NAVO

Nu de nieuwe Trump-regering alle militaire hulp aan Oekraïne heeft stopgezet, roepen Europese leiders steeds luider om een eigen Europees leger. Wat ooit een vreedzaam integratieproject leek, ontwikkelt zich nu tot een geopolitieke militaire macht die zich positioneert als tegenwicht tegen Rusland. Deze militarisering wordt verkocht als noodzakelijk voor Europese autonomie, maar in werkelijkheid herhaalt de geschiedenis zich: net zoals de Irakoorlog werd gerechtvaardigd met het argument van internationale stabiliteit, wordt een Europees leger nu gepresenteerd als een verdedigingsmechanisme, terwijl het in werkelijkheid escalatie en imperialistische belangen dient.

De NAVO wordt vaak gepresenteerd als een defensieve alliantie, maar heeft zich sinds het einde van de Koude Oorlog systematisch uitgebreid richting de grenzen van Rusland. Dit heeft geleid tot spanningen en militaire confrontaties, zoals benadrukt in analyses van internationale veiligheidsstudies en rapporten van geopolitieke experts. Critici stellen dat deze expansie, eerder dan defensieve stabiliteit te bevorderen, juist een escalatie van conflicten in de hand werkt. De oorlog in Oekraïne dient als een katalysator voor deze nieuwe Europese militarisering, met Nederland als een van de landen die hard pleiten voor verhoogde defensie-uitgaven en de opbouw van een gezamenlijke militaire macht. Dat verhoogde defensie-uitgaven ten koste gaan van publieke voorzieningen en sociale zekerheid (en dus de arbeidersklasse onevenredig hard zullen treffen) lijkt voor de huidige regering niet uit te maken. Waar Nederland in Irak nog opereerde onder Brits bevel, zien we nu dat het zich steeds meer profileert als een actieve speler in Europese defensiestrategieën, waarbij lessen uit Irak en Afghanistan worden toegepast in de ontwikkeling van Europese militaire doctrines.

Terwijl Europese leiders claimen onafhankelijker te willen worden van de VS, wordt deze militaire opbouw in werkelijkheid nog steeds gecoördineerd binnen het NAVO-kader en blijft de EU afhankelijk van de Amerikaanse wapenindustrie. Dit roept de vraag op in hoeverre dit Europese leger werkelijk een autonoom project is, of slechts een voortzetting van Westerse geopolitieke strategieën onder een nieuwe vlag. Net zoals de militaire campagnes in Irak en Afghanistan werden gepresenteerd als missies voor democratie en stabiliteit, wordt de militarisering van Europa nu verkocht als een onvermijdelijke stap voor vrede, terwijl de echte belangen (geopolitieke invloed, militaire macht en economische controle) onbenoemd blijven.

Conclusie

Van Irak in 2003 tot de huidige NAVO-uitbreiding heeft Nederland een constante rol gespeeld in westerse militaire interventies en geopolitieke machtsuitbreiding. In Irak ondersteunde Nederland een bezetting die werd gepresenteerd als een stabilisatiemissie, maar in werkelijkheid ging het om counterinsurgency en de opbouw van een door het Westen gecontroleerd veiligheidsapparaat. Dit patroon herhaalde zich in Afghanistan en Mali, en vandaag vertaalt het zich in Nederlandse steun voor een Europees leger en militaire escalatie in Oekraïne.

Oorlog in het buitenland keert terug als repressie, militarisering en stijgende defensie-uitgaven, wat bewijst dat de imperiale boemerang springlevend is. De Nederlandse bijdrage aan de Irakoorlog was geen geïsoleerd incident, maar onderdeel van een langere trend van militaire expansie. De lessen uit Irak worden nu gebruikt om de militarisering van Europa te versnellen. Om herhaling van de geschiedenis te voorkomen, is het essentieel om het Nederlandse militarisme en de Europese oorlog expansie te bestrijden.