‘Er waren overeenkomsten tussen fascisme, nationaalsocialisme en communisme. Alle drie ideologieën waren antidemocratisch en totalitair. Ze wilden dat de overheid volledig heerste over de samenleving. Onderwijs, media, economie: alles stond in de totalitaire staten in dienst van de ideologie, waarvan de opvattingen systematisch aan de bevolking werden opgedrongen.’
Zo maakt Geschiedenis Werkplaats, een handboek geschiedenis voor het voortgezet onderwijs, de balans op van de ‘totalitaire ideologieën’ van de vorige eeuw. Geconcludeerd kan worden dat dit geschiedenisboek een rol speelt in het legitimeren van de liberale orde, de alternatieven zouden immers onvermijdelijk leiden tot onderdrukking en terreur. In het algemeen kan gesteld worden dat schoolboeken geen neutrale weergave van feiten bevatten, maar een specifieke, ideologische structuur weerspiegelen. In dit artikel wordt geanalyseerd hoe het geschiedeniscurriculum de belangen van de gevestigde machten dient door bestaande machtsstructuren te legitimeren en reproduceren.
Probleemschets
Een eerste probleem is dat we geschiedenis onjuistelijk presenteren als een exacte wetenschap. In werkelijkheid is er niet één waarheid die we kunnen vaststellen, maar bestaan er uiteenlopende interpretaties van het verleden. Een voorbeeld: een marxistisch historicus zou de Franse Revolutie anders duiden dan een conservatief of liberaal; de marxist ziet een burgerlijke revolutie, die als opmaat kan dienen voor een socialistische revolutie; de conservatief hekelt het verval van traditie en orde; en de liberaal richt zich op de totstandkoming van liberale instituties, zoals het parlement en de grondwet.
Naar de aard van het vak zouden leerlingen geconfronteerd moeten worden met verschillende theorieën van de geschiedenis. Wanneer ik dit voorstel zien docenten vooral beren op de weg. Ze willen leerlingen zo goed mogelijk voorbereiden op het centraal eindexamen, ‘dus ga ik het niet nodeloos ingewikkeld maken’. Zie hier de macht van het curriculum. Goed geschiedonderwijs vereist echter dat leerlingen leren door verschillende ‘brillen’ naar het verleden te kijken. Hoewel dit een complexe vaardigheid is, is er voldoende ruimte voor oefening.
In plaats daarvan wordt er nu één verhaal over het verleden verteld. Op toetsen vragen we leerlingen dit verhaal op te lepelen. Uiteraard is het geselecteerde verhaal gekleurd; geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars. De nadruk in het Nederlandse curriculum ligt sterk op de vermeende superioriteit van de West-Europese, liberale democratie en het bevorderen van een Europese identiteit. Het geschiedenisonderwijs lijkt op deze manier vooral een eerbetoon te brengen aan het liberale project. De vraag uit de titel kan daarom positief beantwoord worden.
Wereldgeschiedenis
De laatste jaren is er kritiek ontstaan op het ‘eurocentrisme’ in het curriculum. Uit verschillende hoeken wordt geproblematiseerd dat de focus te veel op de West-Europese geschiedenis ligt, dat de westerse beschaving als superieur wordt gezien en dat het liberale vooruitgangsgeloof de kern van het narratief vormt. Verschillende belanghebbende zoals ouders, onderzoekers en docenten proberen met vereende krachten door het eurocentrisme heen te breken. Zo zijn er initiatieven ontstaan zoals ‘10× meer geschiedenis’ van The Black Archives in Amsterdam. Zij proberen onder andere te laten zien dat de namen van de tien tijdvakken, het referentiekader voor het curriculum, een westerse focus hebben. Zo wordt de oudheid omschreven als ‘De tijd van Grieken en Romeinen’, vanzelfsprekend met aandacht voor de Atheense democratie als voorloper op het huidige staatsbestel. Heel terecht wordt door The Black Archives de alternatieve benaming ‘De tijd van eerste beschavingen’ gesuggereerd, omdat er op alle continenten complexe beschavingen waren in de oudheid.
Kritiek op het eurocentrisme is een positieve ontwikkeling, omdat dit liberale propaganda ondermijnt. Maar het is op zichzelf niet voldoende om ook ruimte voor verschillende perspectieven te creëren. Laten we de eerste beschavingen er weer als voorbeeld bij pakken om dit te illustreren. De focus op Grieken en Romeinen als bakermat van de westerse beschaving is inderdaad erg beperkt. Het maakt echter uit op welke manier de beperkingen in het curriculum adresseren. Voegen we simpelweg de Maya-beschaving aan de schoolboeken toe, maar veranderen we fundamenteel niets aan de manier waarop we geschiedenis geven? Dan blijven we het vak platslaan. Het wordt pas interessant als we in staat worden gesteld een veelheid aan perspectieven te onderwijzen, waaronder ook een historisch-materialistische lens.
Hoe wapenen wij ons tegen propaganda?
Het is vrijwel onvermijdelijk dat leerlingen voorlopig liberale propaganda als waarheid ingelepeld zullen krijgen. De heersende ideeën zijn immers de ideeën van de heersende klasse. Het schoolsysteem steekt momenteel zo in elkaar dat de overheid bepaalt wat er geleerd moet worden. Dat wordt vastgelegd in de examentermen. In theorie is er ruimte om ook thema’s en perspectieven te behandelen die niet zijn voorgeschreven, maar in de praktijk blijkt dat lastig. Commerciële uitgeverijen, die op winstmaximalisatie uit zijn, maken schoolboeken op basis van de eindtermen. Van leerlingen wordt momenteel gevraagd om de teksten die in die schoolboeken staan zo goed mogelijk te kunnen reproduceren. Aangezien het onderwijsstelsel opereert in een context van high-stakes toetsen is het niet meer dan normaal dat zij dat ook proberen. Docenten willen leerlingen zo goed mogelijk voorbereiden op deze toetsen, en het centraal examen.
Wij staan daarom als communisten voor een aantal enorme uitdagingen. We zullen zelf aan de bak moeten om veranderingen teweeg te brengen, anderen gaan het niet doen. Hoe we dat kunnen aanpakken, laat zich samenvatten in de drieslag: organisatie, educatie en agitatie. Zoals uitgelegd is het van belang dat wij zo veel mogelijk mensen de bullshit die ze op school hebben geleerd weer afleren. Het allerbelangrijkste is daarom om scholing zelf te organiseren. Publicaties als deze, leesgroepen en lezingen dragen bij aan het verkondigen van een historisch-materialistische visie op het verleden. Het is cruciaal dat deze een breed publiek bereiken, om te kunnen functioneren als effectief antwoord op de indoctrinatie die plaatsvindt op school. Dit is van wereldhistorisch belang. Zolang men niet weet dat de geschiedenis van iedere maatschappij tot nu toe de geschiedenis van de klassenstrijd is, is de arbeidersklasse zich niet bewust van haar missie: het vernietigen van het kapitalisme.
We zullen er ook voor moeten zorgen dat minder mensen op school bullshit aangeleerd krijgen die we later moeten afleren. We kunnen daartoe interveniëren in discussies over het geschiedeniscurriculum, dat momenteel herzien wordt. Naar mijn verwachting zal er meer aandacht komen voor wereldgeschiedenis. Hoewel dit geen panacee zal bieden ontstaan er op zulk moment wel kansen voor agitatie. Het komt opmerkelijk genoeg regelmatig voor dat het streven naar ‘inclusieve’ kennis gepaard gaat met het diskwalificeren van het marxisme. Exemplarisch is dat Anton de Kom een plek heeft veroverd in de Nederlandse canon, maar zijn communistische overtuigingen worden verzwegen of stellig ontkend. Voor eenieder die kan lezen is echter duidelijk dat De Kom een marxistische analyse maakt in Wij Slaven van Suriname. Dit biedt een ingang om het communisme van de Kom glashelder uit te leggen, en tegelijkertijd het ideologisch systeem uit te dagen dat het marxisme probeert te verdoezelen.
Het is aan ons de taak om te pogen onze revolutionaire opvatting van de geschiedenis in het onderwijs te krijgen. Communistische onderwijzers en onderzoekers zouden daartoe kunnen samenwerken om hoogwaardig, historisch-materialistisch lesmateriaal te ontwikkelen. Oude schoolboeken van de hand van Jan Romein kunnen daarvoor als basis dienen. De ervaring leert dat docenten kant-en-klaar lesmateriaal nog weleens willen overnemen. De samenwerking kan nog ambitieuzer zijn. Thema’s als democratisering van het onderwijs, vernieuwende vormen van toetsen en het ontwikkelen van een marxistische pedagogiek zijn het onderzoeken waard. Op den duur zou zelfs de wenselijkheid van een communistische school kunnen worden verkend.•
Floris Boudens is docent geschiedenis op het Trinitas Gymnasium te Almere.