Hoe werkt een revolutie? Wat is er voor nodig om de heersende klasse in een land tot haar knieën te dwingen? Als er een volk is die hier wel raad mee weet, zijn het de Ieren.
Tussen 1680 en de dag van vandaag heeft het Ierland talloze pogingen tot revolutie gekend. Als reactie op de Engelse overheersing van het eiland kwam de bevolking keer op keer in verzet. De verzetsbeweging die hier een belangrijke rol in speelde is een bron van inspiratie voor iedereen die de wereld fundamenteel wil veranderen.
Als we kijken naar deze geschiedenis was de grootste Ierse mokerslag tegen het Engelse imperialisme de onafhankelijkheidsoorlog van 1919. Het revolutionaire verzet wist daarin voor de eerste keer grote successen te boeken. Deze ervaring kan ons veel leren over de praktijk van hoe een revolutie tot stand komt en welke (klasse)tegenstellingen er ontstaan tijdens zo’n omwenteling. Een omwenteling die zijn oorsprong had in de Engelse kolonisatie van Ierland.
Een koloniale provincie van Engeland
Marxisten maken normaal een onderscheid tussen kolonialisme en kapitalistisch imperialisme. Kolonialisme is iets van alle tijden en kan verschillende vormen aannemen. Denk bijvoorbeeld aan de veroveringen van de Spaanse conquistadores of de Nederlandse kolonisatie van Suriname.
Imperialisme wordt veelal gebruikt om een vorm van economische, politieke en militaire overheersing te duiden die specifiek samenhangt met (de opkomst van het) kapitalisme. Kapitalisme en imperialisme zijn aan elkaar verbonden en vormen elkaar. Hierbij is imperialisme meer dan ooit een uitdrukking van het kapitalistische systeem. Daarin draait het primair om het maximaliseren van de winsten, het nastreven van economische stabiliteit voor bedrijven en het veroveren en domineren van nieuwe markten.
In het geval van Ierland zien we dat het Engelse kolonialisme al ver voor het ontstaan van het kapitalisme begon. Aan het einde van de 12de eeuw besloot de Engelse koning Hendrik II het Ierse eiland binnen te vallen. Na het sluiten van een vredesverdrag viel Ierland onder Engelse controle.
Deze controle nam verschillende vormen aan. De Engelsen eisten een politiek vetorecht waarbij de politieke inrichting van het eiland niet zonder hun zeggenschap kon veranderen. Tegelijkertijd werd de oorspronkelijke bevolking van Ierland allerlei rechten ontnomen, omdat zij door de Engelsen gezien werden als inferieur. Door de eeuwen heen resulteerde dit in een grootschalig proces van vestigingskolonialisme, wat in het bijzonder rond het begin van de 17de eeuw op gang kwam.
Dit betekende dat de Engelse staat rijke, protestantse kolonisten Iers land liet overnemen en hen aanmoedigde om posities van macht in Ierland op zich te nemen. Deze vorm van vestigingskolonialisme concentreerde zich vooral in de noordelijke provincie van Ulster. Met de opkomst van industrie in Engeland rond de 18de eeuw kreeg de verhouding tussen de twee landen ook steeds meer een imperialistisch karakter, waarbij de Ierse economie bewust werd onderontwikkeld.
Ierland werd een provincie van Engeland die als enige taak had om, wanneer het de machthebbers uitkwam, manschappen, grondstoffen en goedkoop land te leveren. Elke poging om uit die rol te treden werd bruut neergeslagen of bestreden met harde maatregelen. Oplevende Ierse industrieën die mogelijk de concurrentie aan konden gaan met de Engelse economie kregen te maken met hoge importheffingen en het was voor veel katholieken verboden om bezit te vergaren. Om dit te illustreren; in 1841 was de absolute meerderheid van de Ierse bevolking een kleinlandbezitter of een handarbeider met zeer gebrekkige middelen.
De manier waarop de Engelsen Ierland onderontwikkeld hielden verschilden per periode. Waar in de 17de en 18de eeuw vooral protectionisme hoogtij vierde en economische beperkingen werden opgelegd, veranderde dit met de eenheidsakte van 1801. Vanaf dat moment werd juist de weg vrijgemaakt voor volledige vrijhandel tussen de twee landen, wat als gevolg had dat de volledige Ierse boerenstand economisch werd weggevaagd. Engelse bedrijven waren namelijk een stuk sterker dan de Ierse, wat de economische instorting van het eiland verder in de hand werkte.
De onderontwikkeling had voor de levensstandaarden rampzalige gevolgen. Ierland maakte tussen 1845 en 1852 een hongersnood mee die totaal zo’n miljoen doden veroorzaakte en de bevolking, ook vanwege emigratie, met zo’n 20 tot 25% deed krimpen. Ten tijde van de hongersnood dwong de Engelse overheerser af dat er massaal voedsel uit het land geëxporteerd moest blijven worden. Het eiland bleef mede door dit soort interventies enorm onderontwikkeld, met tot laat in de 19de eeuw een economie die op veel vlakken nog werd gedomineerd door kleine landbouw en nauwelijks zijn eigen industrie kon opbouwen.
De opgedrongen vrijhandel had ook onbedoeld als gevolg dat de klassenverhoudingen in Ierland verschoven. Er kwamen Engelse investeringen in het land die een beperkte mate van industrialisatie op gang brachten. Een groei in de industrie zorgde voor de opkomst van een arbeidersbeweging terwijl een liberale middenklasse zijn verworven bezit wilde vertalen in meer politieke invloed. Tegelijkertijd eisten steeds meer kleine boeren en landarbeiders hun rechten op tegenover grootgrondbezitters die de ontwikkeling van de landbouwsector tegenhielden. Het was een kwestie van tijd tot deze economische tegenstellingen ook een politieke stem zouden krijgen, met explosieve veranderingen tot gevolg.
Rebellen en reformisten
Tussen de eerste Engelse kolonisatie van Ierland en de Ierse onafhankelijkheidsoorlog maakte het eiland opstanden mee in de jaren 1534, 1535, 1569, 1579, 1594, 1607, 1641, 1789, 1800, 1803, 1848, 1867 en 1916. Deze opstanden hadden wisselend succes en zorgden vrijwel altijd voor een sterke militaire tegenreactie vanuit de Engelsen.
Wie zoveel gefaalde opstanden achter elkaar ziet staan, kan niet aan de conclusie ontsnappen dat het Ierse verzet tegen de Engelsen bijna ritueel zichzelf doodliep. Martelaarschap en een verheerlijking van gewapend verzet waren dan ook een kenmerkend onderdeel van de radicalere tak van het Ierse verzet.
Deze opstanden waren vaak in de letterlijke zin van het woord een samenzwering. Een kleine groep radicale, Ierse activisten maakte plannen voor een opstand in een stad of regio met de hoop dat deze zou inspireren tot breder volksverzet op het hele eiland. Dat dit vrijwel nooit lukte, betekende niet dat men stopte met proberen. De brute onderdrukking van Ierland en de beperkte middelen om op vreedzame wijze het lot van de Ieren te verdedigen, dwong het verzet tot dergelijke pogingen.
Dit romantische, revolutionaire deel van het Ierse verzet, vertegenwoordigd door groepen als de United Irishmen en de Irish Republican Brotherhood, werd geïnspireerd door een mengelmoes van ideeën. Veel revolutionairen namen inspiratie uit de radicale verlichting en beloftes van vrijheid, gelijkheid en broederschap, terwijl een kleiner deel het socialisme omarmde. Naast pogingen om een opstand te ontketenen tegen de Engelsen, hield dit deel van het verzet zich ook bezig met de strijd voor landherverdeling en de rechten van arbeiders. In die zin was de meest revolutionaire tak van het Ierse verzet verbonden aan de opkomende arbeidersklasse en onderdrukte boeren.
Tegenover de revolutionaire, gewapende tak van het Ierse verzet stonden de liberale hervormers. Deze kwamen vooral uit de Ierse en Engelse middenklasse. De hervormers, vertegenwoordigd in het Britse parlement door de eigen Irish Parliamentary Party, streefden naar een beperkte vorm van zelfstandigheid voor Ierland. Het doel was niet om een eigen republiek te stichten, maar in plaats daarvan binnen het Britse koninkrijk een eigen plek te vinden. Dit betekende dat deze reformistische flank een vrij slaafse houding jegens de Engelsen erop nahield, waarbij enkel door lobbyen, samenwerking en het introduceren van verschillende wetsvoorstellen de gewenste vrijheid bereikt kon worden.
Lange tijd was de reformistische flank van de Ierse beweging het sterkst. Het leek zelfs, na de introductie van hun derde wetsvoorstel in 1912, dat hun gewenste autonomie voor Ierland in de buurt zou komen. De Eerste Wereldoorlog zou echter alles veranderen.
De weg naar oorlog en revolutie
Voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog ontstonden er twee kampen in de Ierse samenleving. Door de introductie van een wetsvoorstel voor Ierse autonomie in het Britse parlement in 1912 kwam een deel van de Ierse provincie Ulster, gedomineerd door Engelse protestantse kolonisten, in opstand.
Er werden protestantse burgermilities gevormd genaamd de ‘Ulster Vrijwilligers’ die als doel hadden een vrijer Ierland desnoods met geweld te bestrijden. De groep kolonisten was immers bang hun privileges kwijt te raken wanneer Ierland als natie meer rechten zou krijgen. Tegenover de Ulster Vrijwilligers was er ook een Ierse burgermilitie ontstaan; de Ierse Vrijwilligers. Met twee kampen die gewapend tegenover elkaar stonden was de situatie niet minder dan explosief te noemen.
Het begin van de Eerste Wereldoorlog zorgde voor een tijdelijke oplossing. Een groot deel van de Ulster Vrijwilligers besloot om in het Engelse leger te dienen. Aan de Ierse kant zagen we een soortgelijke ontwikkeling, waarbij de liberale hervormers pleiten voor deelname van de Ierse Vrijwilligers aan de oorlog om de relaties met de Engelsen te versterken. Deze slaafse houding werd echter niet door iedereen gevolgd. Een klein deel van de Ierse Vrijwilligers weigerde mobilisatie vanuit principiële en anti-Engelse overwegingen.
Die weigering kwam tot stand door een interventie van een klein clubje radicale Ierse nationalisten; de ‘Irish Republican Brotherhood’ (IRB). Deze organisatie was in feite een soort geheim genootschap waar de leden beloofden met alle middelen Engeland te bestrijden. De IRB had jarenlang gebouwd aan een beweging die betrokken was bij de strijd tegen grootgrondbezitters en als een van de weinige politieke groepen pleitte voor een onafhankelijk Ierland.
Alhoewel dit standpunt nog steeds vrij irrelevant was in de Ierse politiek, konden de ideeën van de IRB wel breder op steun rekenen. Zo was er een grote culturele beweging ontstaan van Ierssprekende, pro-nationalistische taal-en-cultuur groepen en was er een politieke partij die ook pleitte voor onafhankelijkheid; Sinn Féin. Aan de socialistische kant van het spectrum had je met de Iers-Republikeinse Socialistische Partij (IRSP) van James Connollly, een bondgenoot voor de IRB die de wens voor Ierse onafhankelijkheid koppelde aan de socialistische transformatie van het land en ook zijn eigen militie had; het Ierse Burgerleger.
Deze radicale politieke groeperingen zagen hun kans schoon toen de Eerste Wereldoorlog zijn intrede deed. Met toenemende economische problemen en een deel van de Ierse bevolking bewapend was het doel van de IRB en de IRSP om op het juiste moment een slag tegen de Engelsen te slaan en onafhankelijkheid af te dwingen. Die kans kwam tijdens de Paasopstandvan 1916. Het plan was om, ondersteund door Duitse wapens, door het hele land kleine opstanden te ontketenen die het volk in beweging zouden brengen.
De realiteit bleek echter anders. Het wapentransport van de Duitsers werd drie dagen voor het begin van de Paasopstand onderschept door de Engelse vloot. Na het horen van dit nieuws besloot een deel van de radicale Ierse Vrijwilligers dat het kansloos was om in opstand te komen. Vastberaden en koppig besloot een nog kleinere groep de opstand koste wat kost door te zetten.
Op Paasmaandag, 24 april 1916, werden dan ook meerdere gebouwen in de hoofdstad Dublin bezet door ongeveer 1250 Ierse Vrijwilligers, aangestuurd door de IRB en de IRSP. Een onafhankelijkheidsverklaring werd hardop gelezen waarin de revolutionairen zich beriepen op het goddelijke recht om als onderdrukt volk in verzet te komen. De Ierse republiek werd uitgeroepen, met vrijheid en gelijkwaardigheid voor iedereen.
Al snel werd duidelijk dat in de rest van het land maar zo’n 3000 Vrijwilligers de oproep tot actie volgden. Deze werden al snel door een grote Britse militaire aanwezigheid de kop ingedrukt. De kern van de opstand in Dublin wist uiteindelijk, ondanks de interventie van zo’n 17.000 Britse troepen, toch nog zo’n vijf dagen vol te houden.
Met een gefaalde opstand, die ook door een groot deel van de bevolking werd afgewezen, leek het gedaan voor de radicalere tak van het Ierse verzet. De pers gebruikte de situatie om überhaupt iedereen betrokken bij het radicalere Ierse nationalisme, waaronder politieke groepen als Sinn Féin die niet eens bij de opstand betrokken waren, zwart te maken en politiek te isoleren. Het was zelfs Sinn Féin die als politieke partij alle schuld in de schoenen geschoven kreeg.
Om de Ierse bevolking schrik aan te jagen, werden keiharde maatregelen ingevoerd. Politieke bijeenkomsten werden verboden, pro-Ierse radicalen werden massaal opgepakt en zo’n 16 leiders van de Paasopstand werden publiekelijk geëxecuteerd. Onder hen was ook James Connolly.
Al deze repressie werkte alleen niet. Integendeel, de Ierse bevolking zag door de repressie de Engelse overheid steeds meer als een onderdrukker die zijn ware aard toonde. Met een beleid van massale dienstplicht op komst konden die sentimenten enkel nog meer problemen voor de imperialistische overheerser veroorzaken.
Een parlement van en voor alle Ieren
Tegen de verwachtingen in zorgden de onderdrukkende maatregelen van de Engelsen juist voor een opleving van radicaal Iers nationalisme. Doordat in de pers maandenlang was geroepen dat de opstand de schuld was van Sinn Féin, tot dan een vrij irrelevante, radicaal-nationalistische partij, besloten duizenden Ieren toe te treden tot de partij. Waar Sinn Féin eerst nog het standpunt verdedigde van een duale monarchie, een bizarre oplossing voor het Ierse vraagstuk, waarbij de Ieren een eigen koning zouden moeten krijgen die een unie aan zou gaan met de Engelsen, schoof de partij mede door massale infiltratie van de IRB nu op naar links. Het standpunt van Sinn Féin zou voortaan helder en duidelijk zijn; een onafhankelijke republiek van en voor Ieren. Gekoppeld aan deze belangrijkste eis kwam een programma van sociale en economische hervormingen, waaronder een rechtvaardigere verdeling van land.
Sinn Féin was als klassepartij een mengelmoes. Waar het delen van de Ierse middenklasse en de Katholieke Kerk verenigde had het ook een sterke socialistische onderstroom gefrustreerd met de ongelijkheid in het land. De wens voor een ‘Ierse republiek’ was dan ook verschillend in te vullen. Sommige radicalere delen van Sinn Féin, zoals bijvoorbeeld de vrouwenorganisatie Cumann na mBan (De Vrouwenraad), zagen in de toekomstige Ierse republiek een volksrepubliek met gelijke rechten voor vrouwen en meer macht voor arbeiders. Anderen in de beweging waren enkel gemotiveerd door Iers nationalisme en zagen in de eis van een republiek enkel een simpele wens voor meer onafhankelijkheid.
De veranderende omstandigheden duwden Sinn Féin naar de politieke voorgrond. Naast veel woede over de groeiende politieke onderdrukking besloten de Engelsen om een algehele dienstplicht af te kondigen. Voor het economisch kwakkelende Ierland was dit waarschijnlijk de doodsteek geweest, maar voor de politieke kansen van Sinn Féin bleek het een gigantische impuls. De partij groeide explosief vanwege hun principiële oppositie tegen de dienstplicht en de algehele Britse staat. Tegelijkertijd steeg het aantal dienstweigeraars gigantisch.
In 1917 deed de partij mee aan de tussentijdse verkiezingen voor het Britse parlement en slaagde erin om al enkele successen binnen te halen. Joseph McGuinness, een van de kandidaten, wist zelfs vanuit de gevangenis verkozen te worden. Paniek sloeg toe bij het Britse establishment, dat met enige haast besloten een overleg te organiseren met verschillende vertegenwoordigers uit de Ierse maatschappij. Het doel was om concrete stappen te zetten in het bieden van meer autonomie aan Ierland. Zelfs het vervolgde Sinn Féin werd uitgenodigd.
De partij was zo slim om de conferentie te boycotten. Hun eis was simpel: volledige onafhankelijkheid, zonder concessies. Het was ook met deze eis dat de partij deelnam aan de verkiezingen van 1918. Van tevoren was de insteek duidelijk, Sinn Féin gaf aan dat indien zij verkozen werden ze geen plaats zouden nemen in het Britse parlement maar een eigen, onafhankelijk parlement zouden uitroepen. Een voorbeeld van hoe electoraal werk in dienst kan worden gesteld van revolutionaire doeleinden. Deelnemen aan de instituties van de heersende staat maar tegelijkertijd openlijk uitspreken dat je met een mandaat van het volk je eigen instituties wil gaan opzetten.
Het succes van Sinn Féin, enkele jaren eerder nog een volkomen irrelevante politieke speler, was gigantisch. Van de 105 verkiesbare zetels won de partij er 73. Hun concurrent de Ierse Parlementaire Partij verloor vrijwel al hun zetels. Enkel in het protestantse, rijkere noorden wist de partij geen meerderheid te behalen.
De Engelsen, en de Engelse pers in het bijzonder, konden in het begin nog lachen om deze gekke revolutionairen. Velen hadden niet eens verwacht dat de boycot van het Britse parlement stand zou houden, gezien zetel nemen als kamerlid een flinke vergoeding opleverde en de arme Ieren dit niet zouden kunnen weerstaan. De realiteit bleek weerbarstiger; enkel Constance Markievicz, het eerste vrouwelijke parlementslid in het Verenigd Koninkrijk, ging op de eerste dag even kijken in het parlement om (vol ongeloof) haar naam op de lijst te zien staan. Geen enkel lid van Sinn Féin zou diens zetel innemen.
Wat gingen ze dan wel doen? Nou, exact waar ze voor verkozen waren. Sinn Fein riep kort na de verkiezing zijn eigen parlement uit; de ‘Dáil Éireann’, een Iers parlement dat zich volledig onafhankelijk verklaarde van het Verenigd Koninkrijk. Een onmogelijke taak zou je denken, tegenover het grote Engeland. Het nieuwe parlement slaagde erin om te overleven, met een flinke dosis moed, politiek uithoudingsvermogen en het allerbelangrijkste; massale steun onder de bevolking.
De eerste politieke zetten van de Ierse regering bestonden uit het omvormen van de Ierse Vrijwilligers tot het Ierse Republikeinse Leger (IRA)en het opzetten van een volledige parallelle staat. Alles van de handhaving van orde tot de rechtspraak, van economisch beleid tot aan culturele zaken; voortaan waren de Ieren de baas in plaats van de Engelsen. Alhoewel de Ierse Vrijwilligers zich niet baseerden op het socialisme of de arbeidersklasse was de gekozen weg vergelijkbaar met de dual power-tactiek gebruikt door de Bolsjewieken in 1917. Om dit alles te verdedigen werd er een gewapende guerrillastrijd tegen het Engelse leger en haar aanwezigheid op het eiland gevoerd. De Ierse onafhankelijkheidsoorlog was begonnen.
Vanuit de Engelse regering werd er met brute onderdrukking gereageerd. Het Ierse parlement werd verboden en massamoordende paramilitairen genaamd de ‘Black and Tans’ werden naar Ierland gestuurd. Ondanks deze zetten slaagde het Britse imperialisme er niet in om de Ierse rebellen onder de duim te krijgen. Langzamerhand nam het Ierse parlement steeds meer overheidstaken op zich, tot op het punt dat in grote delen van het land de Engelse regering geen controle meer kon uitoefenen. Ook werden er verschillende militaire nederlagen geleden. Zo wist een team van IRA militanten op 21 november 1920 de volledige aanwezigheid van de Britse geheime dienst in Dublin uit te roeien door in één ochtend veertien agenten om te leggen.
Na een conflict dat ongeveer zo’n twee jaar duurde, besloten de Engelsen in te zetten op onderhandeclingen. Wat zou volgen was een verdrag dat, tot op zekere hoogte, een grote klap vormde voor het Britse imperialisme. Er werd besloten om Ierland op te splitsen in een vrije, grotendeels onafhankelijke staat en Noord-Ierland, waarbij laatstgenoemde onder het Verenigd Koninkrijk zou blijven vallen. De Noord-Ierse provincies hadden immers geen pro-Ierse meerderheid, maar werden grotendeels nog bevolkt door Engelse kolonisten.
Onafhankelijkheid was, na een lange strijd, dus deels gerealiseerd. De vereniging van het gehele eiland in één onafhankelijke republiek, die voor sommige strijders ook een socialistisch tintje moest krijgen, bleef alleen een verre toekomstdroom. De verdeling van Ierland duurt tot en met de dag van vandaag voort en zorgt voor een voortwoekerend conflict.
We kunnen dan ook niet stellen dat het Ierse verzet volledig zijn doelen heeft bereikt of perse socialistische eisen wist te verwezenlijken in de nieuwe republiek. De Ierse onafhankelijkheidsoorlog toont wel aan dat een volk, onder de juiste omstandigheden en met de nodige politieke middelen, zelfs het Britse rijk tot concessies kan dwingen.
Ierland en de lessen voor de beweging
Alhoewel wij in Nederland ons in een fundamenteel andere situatie bevinden, zijn er wel lessen te leren uit de Ierse ervaring.
Om te beginnen laat dit verhaal zien hoe belangrijk het is om vast te houden aan je revolutionaire principes. Enkel vanwege de principiële houding tegenover de dienstplicht en de Engelse staat konden de Ierse revolutionairen, in ieder geval in hun eerste succesjaren, voorkomen dat ze ingekapseld werden. Tegelijkertijd toonden hun principes aan de rest van de maatschappij dat zij de organisatie waren met de oplossingen in tijden van crisis.
Deze principes zijn alleen zinloos zonder het opbouwen van een sterke organisatie die in een revolutionaire situatie de maatschappij de goede kant op kan sturen. Omstandigheden bepalen het succes van revoluties, maar revolutionairen zijn net zo goed zelf ook onderdeel van die omstandigheden. De omwenteling in Ierland was er niet geweest zonder de Eerste Wereldoorlog en de incompetentie van de Engelse overheerser, maar ook niet zonder het jarenlange geduldige opbouwwerk van groepen als de IRB.
Hierbij is het ook van belang om eigen instituties te hebben die los staan van de heersende staat. Het snelle werk van de Ierse revolutionairen om eigen politieke autoriteiten op te zetten die onafhankelijk waren van de Engelsen zorgden ervoor dat zij ook een concreet alternatief boden op de imperialistische besluitvorming. Uiteraard is het vrij zinloos voor ons om een eigen leger of parlement uit te gaan roepen in Nederland, maar een tactiek van dual-power kan ook op andere manieren in de praktijk worden gebracht. Denk aan het opzetten van eigen huurdersbonden, culturele organisaties en coöperatieven.
Tot slot kunnen we in het Ierse voorbeeld zien dat revolutionairen slagen wanneer zij hun principiële houdingen kunnen verbinden aan de dagelijkse leefwereld van de bredere samenleving. De extreme anti-Engelse politiek van het Ierse verzet sloeg pas aan toen de Engelse onderdrukking bruut aanwezig werd in het dagelijks leven van de Ieren. Zolang deze koppeling mist, zullen revolutionairen zichzelf vaak in de politieke marges moeten begeven, veelal roepend in het duister. Het is onze rol om die koppeling in de hedendaagse maatschappij altijd te blijven maken.
In de Ierse onafhankelijkheidsoorlog zien wij een inspirerend voorbeeld van hoe een kleiner volk een grote imperialistische machthebber tot concessies kan dwingen. Aan ons de taak om die lessen te leren en deze te vertalen naar onze huidige context. Tiocfaidh ár lá!