Lessen van Nijmeijer: oorlog, politiek en repressie

Berend Bruin

Op het ROOD Zomerkamp van 2024 hebben aanwezigen mogen genieten van een live-interview met Tanja Nijmeijer. Hier hebben we veel geleerd over haar tijd als guerrillastrijder, over haar persoonlijke en politieke motivaties om de jungle in te trekken en over hoe ze terugblikt op die tijd. Hoewel wij als revolutionaire jongeren in Nederland zeker niet in dezelfde situatie zitten als de Colombianen, komen een aantal lessen van Nijmeijer angstaanjagend dichtbij.

De politieke ‘carrière’ van Tanja Nijmeijer begon zoals vele andere: in haar jeugd sloot ze zich aan bij een politieke organisatie. Nadat ze tijdens een universiteitsstage in Colombia werd geradicaliseerd door de extreme armoede die ze daar aantrof en de gesprekken met marxisten die ze had ontmoet, sloot ze zich namelijk aan bij de Internationale Socialisten. ‘Er is mij in Colombia daar een revolutionaire chip ingebracht’, stelt ze. ‘Ik noem het een bewustzijnsproces, mijn moeder noemt het brainwashing’, grapt ze daarna. Desondanks gaven de Internationale Socialisten haar niet de politieke oplossing die ze zocht. Naar eigen zeggen was haar politieke bewustzijn dat van de Colombiaanse context, en de krantjes die ze in de winter voor de IS in Nederland verkocht, brachten haar daarin geen voldoening. ‘Ik voelde de impact vooral op mijn extreem koude tenen’, grapte ze in het interview. Voor haar was het duidelijk: ze moest iets doen. Dus ze keerde terug naar Colombia en trok uiteindelijk de jungle in. Ze sloot zich aan bij de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia – beter bekend als de FARC. 

Het is niet gek dat Nijmeijer Nederlands links niet toereikend vond. Het contrast tussen Nederland en Colombia in het jaar 2000 kon niet groter zijn. In Nederland leefde het optimisme: het communisme in Oost-Europa was verslagen, alles werd zogenaamd steeds beter en beter, en Nederland werd alsmaar rijker. Het was een overduidelijke profiteur van het imperialisme. Dat is niet te vergelijken met Colombia. Daar jaagden rechts-extremistische doodseskaders op boeren, de politie slachtte regelmatig hangjongeren af en de politiek verkocht trots haar ziel aan Amerikaans en Europees kapitaal. Zelfs de meest zuivere marxistische organisaties, die er in Nederland toen niet waren, zouden het moeilijk vinden om mensen in Nederland te organiseren tegen het imperialisme zonder dat er concrete aanknopingspunten waren. ‘Revolutionair’ links in Nederland had dit rond deze tijd dan ook praktisch opgegeven. Het is iets wat wij als revolutionaire jongeren altijd moeten onthouden: mensen moeten georganiseerd worden op basis van hun concrete ervaring van het kapitalisme. Het is aan ons om tegenstellingen aan het licht te brengen, uit te leggen waarom anti-imperialistische politiek ook hier belangrijk is. Om ook in het centrum van imperialistische macht een tegengeluid te bieden. Welke lessen zijn voor ons verder belangrijk?

Oorlog en politiek

In Van guerrilla naar vredesproces, haar memoires, beschrijft Nijmeijer uitgebreid haar deelname aan de gewapende strijd in Colombia. Op ons Zomerkamp beschrijft ze echter vooral de politieke situatie van de FARC, hoe ze intern functioneerde en welke impact dit had op het vredesproces dat de FARC tussen 2012 en 2016 doormaakte. Wat duidelijk naar voren kwam is dat de FARC, als revolutionair leger, ook politiek heel militaristisch opereerde. Soldaten volgden orders en benaderden de politieke besluitvorming van de FARC daarom niet volwaardig kritisch. 

Na meer dan vijftig jaar gewapende strijd was de FARC een communistische organisatie die zich vooral richtte op oorlogvoering tegen de overheid. De strijd werd na Amerikaanse inmenging echter onhoudbaar, en de organisatie probeerde het hoogst haalbare te krijgen uit nieuwe vredesonderhandelingen. In een jarenlang proces werd uitgebreid gesproken over kleine en grote concessies aan de FARC vanuit de overheid. Nijmeijer heeft hier zelf ook een rol in gespeeld. ‘Ik zat aan de tafel voor de eerste ronde over landhervormingen, en ben daarna bezig geweest met de gendercommissie’, vertelt ze. Wat echter tijdens de onderhandelingen op de achtergrond verdween was hoe de organisatie uiteindelijk de overheid zou kunnen dwingen zich aan de gemaakte afspraken te houden. Een voorwaarde van de regering was namelijk de directe ontwapening van alle FARC-strijders. Er waren dan ook terechte zorgen vanuit FARC-strijders dat dit ook alle invloed zou doen verdampen. Het leiderschap van de FARC wilde de onderhandeling helaas niet riskeren en liet het punt gaan, en de gemilitariseerde structuur van de FARC zorgde ervoor dat de strijders netjes de rijen sloten en de leden weinig stampij maakten.  Nijmeijer is daar stellig over: ‘We hebben te snel de wapens neergelegd. Daar kan ik heel kort over zijn.’ Wat volgens haar beter was geweest, is dat het stapje bij stapje zou gaan. ‘Wij leveren tien procent in, en de regering voert de eerste hervormingen uit. Dan leveren wij de volgende tien procent in, en ga zo maar door.’

Wat echter tijdens de onerhandelingen overeen was gekomen, was dat de FARC binnen zes maanden de wapens in zou leveren. De geschiedenis leert dat het op deze manier van opgeven van macht altijd leidt tot verraad en verlies. Dat was dit keer niet anders. De Colombiaanse overheid heeft nauwelijks wat van hun beloftes uitgevoerd. De boerengemeenschappen, activisten en ex-strijders werden de dupe van de abrupte liquidatie van de FARC en ondervinden nog steeds de onderdrukking van het leger, de politie en extreem-rechtse paramilitairen.

We zouden deze redenering ook om kunnen draaien: zou de Colombiaanse regering, volledig verwoven met Amerikaans kapitaal, zomaar een communistische partij legaal maken als ze overtuigd waren dat ze een kans hadden om de macht over te nemen? Zeker niet. De kans op een revolutie was dan ook al verschoten in Colombia. Want waar in sommige delen van het land de FARC steun van de plattelandsbevolking genoot, was een groot deel van de arbeidersklasse, terecht of onterecht, van hen vervreemd. Het organiseren van een brede massa arbeiders raakte steeds verder uit zicht. Een langdurig militair conflict bood niet de opties om dit om te draaien. Het model dat ook wel een ‘verlengde volksoorlog’ wordt genoemd kon haar doelen niet bereiken, de grote massa’s die naar de wapens zouden moeten grijpen, stonden niet op. De Colombiaanse regering kon eisen dat de FARC al haar macht op zou geven omdat die macht an sich al zo beperkt was.

Het is makkelijk om hierover te oordelen als we weglaten dat de FARC in haar meer dan vijftigjarige strijd altijd gecriminaliseerd is. Colombia was het middelpunt van een koude oorlog tussen het westen en het sovjetblok. Om de communistische beweging te bestrijden steunde onder andere de Verenigde Staten drugsbaronnen en neo-nazi groepen. Dit leidde uiteindelijk tot een decenias lopend conflict. Openlijk organiseren op de werkvloer, in wijken, rond verkiezingstijd etc. is en was voor de FARC bijna onmogelijk. Zelfs tot op de dag van vandaag worden vakbondsleden regelmatig vermoord door het leger of hun bevriende extreemrechtse paramilitairen ‘Ze hadden gewoon meer een massabeweging moeten zijn’ is makkelijker gezegd dan gedaan.

Strijdbaar voorwaarts!

Wat kunnen we hiervan leren? Aan het begin van dit artikel benoemde we hoe twintig jaar geleden het contrast tussen Colombia en Nederland bijna niet groter had gekund. Twintig jaar verder zitten we zeker nog niet in een situatie die Colombia heeft of had. Wel staan we nu voor een aantal grote vraagstukken door zorgelijke ontwikkelingen in de Nederlandse politiek, die gedeeltelijk aansluiten op de problematiek die de Colombiaanse revolutionairen hebben gezien. Het optimisme van begin 21e eeuw is weg. Crises na crises, gepaard met steeds meer inter-imperialistisch conflict in de vorm van de Oekraïne oorlog en spanningen tussen China en de Verenigde Staten.

Hoewel wij hier in Nederland nog prima in de legaliteit kunnen opereren, zien we steeds meer aspecten van onze beweging te maken krijgen met weerstand vanuit de staat, specifiek bij het verzet tegen imperialisme. Hoe relevanter de Nederlandse beweging wordt als dreiging voor de internationale machtspositie van Nederland en haar bondgenoten hoe meer we pogingen tot repressie zien. Zo dient de huidige regering regelmatig moties in om de beweging voor Palestina, waar wij veelvuldig bij betrokken zijn, te laten volgen door de veiligheidsdiensten en te laten bestempelen als terroristisch. Specifiek de betrokkenheid van Palestijnse communisten bij de Nederlandse beweging in de vorm van Samidoun zet de Nederlandse socailistische beweging in een riskante positie om mogelijk ook gevolgd en vervolgd te worden. 

Hierin moeten dan keuzes gemaakt worden. Hoe bereiden we ons voor op een mogelijke toekomst waarin wij steeds meer problemen veroorzaken voor een Nederlandse staat in haar internationale strijd voor kapitaal en invloed? Het belangrijkste om hier te benoemen is dat criminalisatie, waar de staat ons bespied, tegenwerkt of vervolgt is iets waar mensen an sich op te politiseren zijn. We zouden ons kunnen terugtrekken in geheimzinnigheid en illegaliteit, om onze huidige organisatie en structuren te beschermen, maar we kunnen ook expliciet een stap naar voren doen. Openlijk stellen: wij zijn revolutionairen, wij zijn tegen Israël en Nederlandse betrokkenheid daar en dat je ons überhaupt probeert te criminaliseren laat zien hoe belangrijk deze strijd is! De strijd voor het socialisme is een strijd voor arbeidersmacht, en we mogen ons nooit laten chanteren in het niet langer nastreven van deze machtsopbouw. We kunnen het ons niet veroorloven om principes of macht in te leveren om in de toekomst hopelijk de repressie van de staat te ontwijken. De vrede die de FARC sloot met de Colombiaanse overheid was mogelijk niet te ontkomen, maar de politieke fout die ermee gepaard ging is eentje die in de strijd altijd op de loer ligt. 

Een revolutionaire beweging is uiteindelijk maar zo sterk als de massa arbeiders die ze weet te overtuigen en mee te krijgen in haar strijd. Al onze tactische en strategische keuzes moeten zich dan ook richten op hoe we op elk gegeven moment de politiek hoogst ontwikkelde arbeiders voor de beweging naar het socialisme kunnen kweken. In Nederland, de imperialistische kern die onder druk staat, waar het vaak relatief goed gaat voor mensen maar nu steeds minder, lopen we de komende jaren mogelijk vaker tegen criminalisering aan. Daarom is het juist zo belangrijk om mensen hier nu al duidelijk over te informeren. Die vage, half repressieve maatregelen die ons toestaan door te blijven strijden in het openbaar zijn juist momenten voor ons om mensen een antwoord te geven op de vraag: waarom gebeurt dit en hoe verhoudt dit zich tot de steeds erger wordende problemen in de wereld? De FARC had door extreme Amerikaanse interventie en de al jaren lopende vervolging van communisten deze kans niet. Wij hebben nu echter de kans om ons voor te bereiden om mensen bewust te maken en onze strijd te normaliseren. Mochten we ooit net als Nijmeijer, net als de FARC, gedwongen worden de wapens op te pakken, dan doen we dat hopelijk samen met miljoenen anderen.