Er woedt een brute oorlog in Congo. M23-rebellen en andere groepen vechten tegen de Congolese staat en tegen elkaar, en de bewoners van het gebied worden meegetrokken. Sommigen beschrijven dit als een etnisch conflict, maar wie dieper duikt, ziet de achterliggende economische oorzaken.
‘Terroristen’, noemt Gaetan Mbwete, voorzitter van Congolese diaspora-organisatie WijZijnCongolezen, de M23-rebellen die in Oost-Congo een ravage aanrichten. Sinds 2012 is deze rebellengroep daar actief, hoewel het conflict sinds januari 2025 pas veel in het nieuws is. Gesteund door buurland Rwanda begon de groep toen aan een opmars in Noord-Kivu, in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC), waarbij zij de belangrijke steden Goma en Bakavu veroverden. ‘Maar’, zo stelt Mbwete, ‘het conflict is eigenlijk al dertig jaar bezig.’
Mbwete vertelt afschuwelijke verhalen: vrouwen worden verkracht, kinderen worden onthoofd, mannen die de leeftijd hebben om te kunnen vechten worden op straat vermoord, en soms worden mensen zelfs gedwongen om voorafgaand aan hun executie seks te hebben met hun naaste familie. Veel Congolezen zijn hun broers, zussen, of ouders kwijt. Het zijn vreselijke verhalen die het ware gezicht van oorlog laten zien. Een gezicht dat zo afgrijselijk is, dat het de horrorverhalen over oorlog die de gemiddelde Nederlander kent doet lijken op een zachtaardig masker.
Zulk leed is altijd onnodig en wekt de vraag op wat de achterliggende reden is. Het antwoord brengt ons langs het verleden en het heden van Congo, het strijdtoneel van vele landen die als wolven vechten om de grondstoffen in de bodem van Centraal-Afrika.
Het begin van kolonisatie
Van 1885 tot 1908 was Congo in het bezit van de Belgische koning Leopold II. Alhoewel de kolonisatie al eerder begon, is dit een goed startpunt voor onze vertelling. In deze periode werden de Congolezen namelijk op gruwelijke wijze gedwongen tot het winnen van verschillende grondstoffen en mineralen, waaronder ivoor en rubber.
De opkomende automobielindustrie en de uitvinding van de rubberband zorgden destijds voor een plotse stijging in de vraag naar rubber. Dwangarbeiders moesten het rubber van wilde lianen oogsten, waarbij ze door de bladeren heen sneden en vervolgens het latex op hun huid lieten opdrogen. Wanneer het hard geworden was moet het op pijnlijke wijze van de huid af worden geschraapt. Wie niet aan de quota voldeed kreeg te maken met de zogenaamde Force Publique, de Openbare Weermacht, die veel dorpen vernielde en de bevolking martelde, verkrachtte en vermoordde. Tijdens deze slachtpartijen deden mensen soms alsof ze dood waren, waarna hun hand werd afgehakt terwijl ze nog leefden. De Force Publique moest namelijk voor elke dode een afgehakte hand laten zien.
Door de grote verontwaardiging van de internationale gemeenschap annexeerde het Belgische parlement in 1908 de kolonie, waardoor de situatie in het land enigszins verbeterde. Dwangarbeid werd bijvoorbeeld verboden. De economische uitbuiting van Congo en haar bevolking ging echter door en toen België in de Eerste Wereldoorlog grip op Congo enigszins verloor, keerde dwangarbeid weer in dezelfde mate terug. Zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog vond er dwangarbeid plaats.
Onafhankelijkheid
Ondertussen groeide de onafhankelijkheidsbeweging in Congo. Nadat in 1959 grootschalige rellen losbarstten in de hoofdstad, konden de Belgische autoriteiten de Congolese onafhankelijkheid niet langer uitstellen; er moesten snel verkiezingen komen. In 1960 werd Patrice Lumumba verkozen tot de eerste premier van de onafhankelijke Republiek Congo. Hij sprak zich hard uit tegen het Belgische koloniale beleid. Direct brak er muiterij uit in het leger van Congolezen tegen de resterende Belgische officieren, waarop België troepen stuurde om de witte burgers te beschermen. De provincies Katanga en Zuid-Kasai, uiteraard rijk aan grondstoffen, scheidden zich af met Belgische steun. De Congolese onafhankelijkheid moest en zou mislukken.
Lumumba vroeg in de eerste plaats steun aan het westen en de Verenigde Naties, maar dit werd geweigerd. Daarom wendde Lumumba zich tot de Sovjet-Unie, tot grote woede van het westen. Daarop moedigde het westen president Kasavubu en kolonel Mobutu aan om een staatsgreep te plegen. Lumumba werd opgepakt en met instemming van België en de VS in 1961 vermoord. Hij leeft voort in de collectieve herinnering van de Congolezen. Tijdens het interview verwijst Mbwete bijvoorbeeld naar de ‘geest van Lumumba’ als hij het heeft over moed. Het is voor de Congolezen een herinnering aan een persoon die onafhankelijkheid nastreefde.
In 1965 pleegde Mobutu een tweede staatsgreep. Hij maakt van Congo, door Mobutu omgedoopt tot Zaïre, een dictatuur en kleptocratie en verrijkte zichzelf en zijn bondgenoten. Hij plunderde de grondstoffen en liet economische ontwikkeling achterwege. Dit alles met militaire, diplomatieke en financiële steun van Frankrijk, België en de VS: Mobutu was fel anti-communistisch, en daarmede een nuttige proxy in de Koude Oorlog.
De eerste en tweede Congolese oorlog
Met de val van de Sovjet-Unie en het einde van de Koude Oorlog nam de westerse steun voor Mobutu af, wat ten koste ging van de stabiliteit van zijn regime. Dit leidde tot extreem gewelddadige oorlog in Congo. De Eerste Congolese Burgeroorlog (1996-1997) ontstond na de Rwandese genocide in 1994, waarbij honderdduizenden Tutsi’s en vredesgezinde Hutu’s door Hutu-milities werden vermoord. Er kwamen veel vluchtelingen en milities naar Zaïre, waardoor er interne conflicten ontstonden en het land sterk ontwricht raakte. Dit leidde tot een aanval van Rwanda op Zaïre in 1996, gesteund door andere landen. Binnen een aantal maanden stortte het regime van de dictator Mobutu ineen. In 1997 werd Mobutu afgezet en vervangen door Laurent-Désiré Kabila, de leider van de rebellen, die Zaïre herdoopte naar de Democratische Republiek Congo. Hoewel de oorlog slechts van korte duur was, leidde deze toch tot enorme verwoesting en het verlies van honderdduizenden levens.
Al snel volgde de Tweede Congolese Burgeroorlog (1998-2003), waar maar liefst negen landen en 25 gewapende groepen aan deelnamen. De oorlog volgde deels uit de nasleep van de eerdere oorlog in Congo en de genocide in Rwanda, maar draaide ook om de enorme natuurlijke rijkdom van het land: goud, diamanten, coltan en kobalt. Dit conflict kostte naar schatting meer dan vijf miljoen levens, wat dit het dodelijkste wereldwijde conflict sinds de Tweede Wereldoorlog maakt.
Na de Tweede Congo-oorlog bleef de situatie in de DRC gespannen door de aanwezigheid van verschillende rebellengroepen. De Verenigde Naties richtten in 1999 een vredesmacht op: MONUSCO. Deze werd er meermaals op uitgestuurd om toezicht te houden op de vrede in het gebied, met de aandacht voornamelijk op de oostelijke provincies. Deze missies kregen veel kritiek, omdat ze niet effectief waren. Daarom vroeg de Congolese president in 2023 om hun vroegtijdige terugtrekking. Hie werd mee ingestemd, en MONUSCO zou zich in 2024 volledig terugtrekken. Haar troepen zijn heden ten dage echter nog steeds aanwezig.
In 2012 werd M23 gevormd, een pro-Tutsi paramilitaire groep. Zij nam in 2012 Goma over, de hoofdstad van Noord-Kivu. In hetzelfde jaar trokken ze zich terug omdat de Congolese regering wilde onderhandelen. In 2013 bleek uit een rapport van de Verenigde Naties dat Rwanda de rebellengroep M23 heeft opgericht en aangestuurd. Vanwege internationale druk heeft Rwanda daarna steun stopgezet. In 2017 ging de M23 op gematigde wijze verder met hun oorlog in Congo.
Opnieuw oorlog in Congo
Sinds 2022 is er een nieuwe oorlog in Congo gaande. M23 begon in 2021 al troepen van Congo en MUNESCO aan te vallen, maar in 2022 vielen ze zelfs strategische locaties in Oost-Congo binnen. De jaren daarop maakte M23 een gestage opmars die piekte in januari 2025, toen de groep de steden Goma en Bukavu veroverde. Het gebied dat ze inmiddels in handen hebben is bijna even groot als Rwanda zelf.
Dit alles gaat gepaard met bruut geweld van beide kanten. Met de invoering van de krijgswet in 2022 heeft het leger van Congo vreedzame protesten neergeslagen en mensen arbitrair vastgezet. Dat is echter niks vergeleken met het brute geweld van de M23. Zij is bijzonder vaak beticht van mensenrechtenschendingen, en dit lijkt gegrond. Overal duiken verhalen op van verkrachting, kidnapping en buitenrechtelijke executies. De VN bevestigd dit, en zet daarom kracht bij wat Mbwete stelt: M23 voert terrorisme uit op de bevolking van Congo.
Rwanda steunt vandaag de dag M23, zoals ze dat ook in 2012 deed. Dat werd voor het eerst aangekaart in 2022 door een groep experts van de VN-veiligheidsraad. Mettertijd kwam er steeds meer informatie naar buiten die deze claim bevestigde. In 2023 werd deze steun geïmpliceerd door Human Rights Watch en in 2024 schatte een rapport van de VN-veiligheidsraad dat er inmiddels drie à vierduizend Rwandese troepen actief waren in Oost-Congo. Rwanda ontkent dit uiteraard.
Waar wordt om gevochten
Misdaden zijn vaak een verschrikkelijke bijkomstigheid van oorlog, maar men kan niet concluderen dat oorlog ontstaat door haat of wrok. De ware oorsprong ligt vaak dieper. Zo ook hier. Congo is namelijk rijk aan grondstoffen zoals coltan, kobalt en goud. In het gebied dat nu veroverd is, ligt bijvoorbeeld een grote coltanmijn. Dit mineraal is nodig voor laptops, telefoons en microchips.
De oorlog in Congo lijkt met grondstoffen verbonden. Rwanda, het buurland van Congo, is namelijk een van de grootste exporteurs van coltan. Dat lijkt de normaalste zaak van de wereld, maar niets is minder waar. Congo staat namelijk lager op de exportlijst, terwijl tachtig procent van ‘s werelds coltan in Congo ligt. Dit komt voornamelijk door de grootschalige smokkel van coltan. Het erts wordt vaak in mensonterende omstandigheden gedolven in Congo, waarna het Rwanda binnen wordt gesmokkeld via verschillende wegen. Vervolgens exporteert Rwanda het naar de rest van de wereld.
Met de komst van M23 is deze smokkel een stuk makkelijker geworden. Niet alleen brengt deze groep zelf grondstoffen en andere waren de grens over, ze maakt het ook een stuk makkelijker voor verdere smokkel naar Rwanda, omdat M23 de smokkelroutes in handen heeft. Rwanda ontkent uiteraard dat dit gebeurt, maar de cijfers liegen er niet over. De export van coltan uit Rwanda is namelijk hoger dan hoeveel het land zelf uit de grond haalt. Sterker nog: in 2023 steeg de export van coltan door Rwanda met vijftig procent, waardoor Rwanda de grootste coltanexporteur ter wereld werd.
Westerse steun
Rwanda ontvangt ondanks deze voorvallen economische, politieke en zelfs militaire steun van het westen. Zo heeft de Europese Unie in 2023 900 miljoen geïnvesteerd in Rwanda als onderdeel van haar Global Gateway-initiatief. Dit project, vaak omschreven als de Europese tegenhanger van China’s Belt and Road Initiative, heeft als doel sterke banden met landen over de hele wereld te ontwikkelen. Volgens de EU natuurlijk met goede bedoelingen, maar iedereen die wat weet over dit soort investeringen, snapt dat het vaak gaat om het garanderen van toegang tot grondstoffen waar de EU honger naar heeft. Het is dan ook niet voor niks dat een aantal van de investeringen in Rwanda expliciet deze ‘kritieke grondstoffen’ benoemen. De oorlog in Congo en het leed dat zij veroorzaakt is daarvoor niet van belang. Zoals Mbwete zegt: ‘De EU heeft een dictator nodig die de vuile klusjes doet in Afrika.’
Een eerste onderstreping van het Europese belang zien we bij een van de infrastructuurprojecten waar de EU in investeert: de northern corridor railway. Deze spoorlijn loopt van Mombasa, een havenstad in Kenia, tot in Rwanda. Interessant genoeg eindigt deze spoorlijn vlak bij de grens met Congo, precies ter hoogte van de eerder genoemde coltanmijn. In 2019 sprak Congo de wens uit de spoorlijn te willen verbinden met haar netwerk, maar hier is sindsdien niets meer over gezegd.
Het wordt ten tweede onderstreept in twee verschillende documenten: de handelsintentie tussen de EU en Rwanda en het kritieke mineralen investeringsparterschap tussen de Europese Investeringsbank en Rwanda. Ze zijn beide expliciet: de naam van de eerste overeenkomst is letterlijk Memorandum van Overeenstemming over Duurzame Grondstoffen, en de ‘duurzame grondstoffen’ in kwestie worden in het document bij naam genoemd. Bijvoorbeeld tantalum, dat wordt ontgonnen uit coltan, waarvan 120 ton per maand in de bezette Rubuya-mijn wordt ontgonnen en naar Rwanda wordt geëxporteerd. Mbwete vind het bizar: ‘Het is een vehikel om Rwanda aan financiën te voorzien voor iets wat ze feitelijk niet hebben.’ Het tweede document is een investering in Rwanda, waarin ook weer dezelfde ‘kritieke mineralen’ worden genoemd.
Beide van deze overeenkomsten werden getekend nadat het rapport van de VN-veiligheidsraad stelde dat Rwanda M23 steunde. Dit is tekenend voor de Europese politieke steun aan Rwanda. Want ondanks dat het land ongetwijfeld steun biedt aan gruwelijke misdaden in Rwanda, blijven sancties uit. ‘Rusland werd binnen vierentwintig uur gesanctioneerd, maar bij Rwanda werd pas twee weken geleden actie ondernomen’, vertelt Mbwete. Hiermee doelt hij op de recente EU-sancties op een aantal Rwandese generaals. Deze sancties werden opgelegd nadat de EU stemde voor het afbreken van het Memorandum van Verstandhouding. Ondanks een meerderheid voor het afbreken besloot de Europese Commissie dat niet te doen en sanctioneerde zij slechts dit handjevol generaals. Mbwete stelt vast: ‘Daar lagen de economische belangen van de EU niet, en hier wel.’
Ook de Nederlandse overheid is medeplichtig aan de oorlog in Congo. Terwijl buurland België banden met Rwanda heeft opgeschort, blijft het in Nederland verdacht stil. De ambassadeur wordt niet eens op het matje geroepen. Mbwete vertelt dat dit niet werd gedaan omdat de Rwandese ambassadeur in Nederland een ministerpost heeft in Rwanda en dus altijd daar verkeert. Maar, zo stelt Mbwete: ‘Dan zou de ambassade dicht moeten zijn, of is er een plaatsvervangend ambassadeur aanwezig.’ Het zou dus altijd mogelijk zijn om iemand aan te spreken. ‘Het is een sluw trucje’, aldus Mbwete.
Daarnaast stelt Mbwete het volgende: ‘De EU durft Rwanda ook niet aan te pakken wegens hun belangen in Mozambique.’ Hierbij verwijst hij naar het gasproject in Mozambique, dat eigendom is van het franse Total Energies. Dit bedrijf heeft een investering gaande van twintig miljard in Mozambique om liquide gas te ontginnen. Dit project zou in 2021 bedreigd worden door jihadistische troepen, maar gelukkig was Rwanda daar om het Europese kapitaal te beschermen. In 2022 en 2024 besloot de EU Rwanda daar zelfs militair bij te steunen en schoof haar tweemaal twintig miljoen toe. Dit betekent ten eerste een groter defensiebudget voor Rwanda, maar gezien Rwanda al in had gegrepen zonder de EU-steun, betekent het ook dat een groter gedeelte van het Rwandese defensiebudget naar de oorlog in Congo kan.
Het verlies van de VS
Verder naar het westen, voorbij het conflictgebied in Oost-Congo, is een meer economische strijd gaande. Daar heeft China de afgelopen jaren bijzonder veel investeringen gedaan en mijnen opgekocht, waardoor zij nu praktisch een monopolie heeft op bepaalde kritieke grondstoffen.
Een van de belangrijkste van deze grondstoffen is kobalt, een belangrijk bestanddeel van lithiumbatterijen. De mijnen waarin dit ontgonnen werd waren tot voor kort van Amerikaanse bedrijven. Tijdens de presidentstermijnen van Obama en Trump zijn die echter zo goed als allemaal verkocht aan Chinese bedrijven. Een mooi voorbeeld zijn de kobaltmijnen van het Amerikaanse oliebedrijf Freeport-McMoRan. Toen dit bedrijf in 2016 in crisis raakte, werd ze genoodzaakt haar kobalt- en kopermijn Tenke Fungurome, toen een van de grootste ter wereld, te verkopen. De VS had de mogelijkheid bij te springen, maar omdat zij niet de legale mechanismen had om snel geld te schieten werd de mijn verkocht aan een Chinees bedrijf, China Molybdenum. In 2020 gebeurde het opnieuw, ondanks dat de VS kobalt als een belangrijk mineraal was gaan zien. Freeport-McRoRan verkocht de Kisanfumijn aan China Molybdenum zonder dat de VS daar een stokje voor stak. Inmiddels is Kisanfu de meest productieve kobaltmijn ter wereld. Dit soort praktijken hebben tot gevolg dat China inmiddels tachtig procent van de wereldwijde kobaltproductie in handen heeft. In Congo is daarnaast een groot gedeelte van de goudmijnen in handen van Chinese bedrijven, evenals het grootste lithiumdepot ter wereld.
Deze ontginning van mineralen gaat gepaard met miljarden aan investeringen vanuit China, en maakt Congo een mooi doelwit voor China’s Belt and Road Initiative. Via dit project probeert China haar macht uit te breiden en zoekt zij nieuwe gebieden voor haar imperialisme, dat zich op dit moment vooral in economische vorm manifesteert. De investeringen in Congo zijn echter al langer aan de gang dan dit project. In 2008 stak China bijvoorbeeld zes miljard in mijnen en infrastructuur in Congo. Wellicht een klein bedrag voor een grootmacht, maar gezien het BBP van Congo toen slechts een kleine twintig miljard bedroeg, betekende het dat China ineens een flinke vinger in de pap kreeg. Het leidde tot de ontwikkelingen die we hierboven zagen; Chinees kapitaal werd de hoofdeigenaar van de kobalt- en kopermijnen in Congo. Om het Chinese bezit te beschermen wordt regelmatig het Congolese leger ingezet. Bijvoorbeeld in 2019, toen soldaten ingezet werden in Tenke Fungurume om illegale mijnwerkers van het terrein te jagen.
China lijkt echter niet expliciet een kant te kiezen in de oorlog in Congo. Dat is in lijn met hoe China zich meestal gedraagt in dit soort conflicten: ze steunt niet een van de partijen, maar probeert in beide partijen te investeren. Congo is echter op zoek naar veiligheid, wat China nog niet lijkt te willen bieden. Daarom heeft het land recent aan de VS gevraagd of zij, in ruil voor grondstoffen, veiligheid kunnen bieden aan Congo. Mbwete voorspelt: ‘Ik vermoed dat er een punt komt waarop Congo de Chinese concessies onteigend, ten gunste van Amerika.’ Dat is zeker een mogelijkheid, alhoewel het natuurlijk ook kan dat China op den duur toch met wapens over de boeg komt.
Groene transitie
Het grote aantal grondstoffen dat het land herbergt, zijn vaak grondstoffen die nodig zijn voor de zogenaamde ‘groene transitie’. Dit is de benaming voor de noodzakelijke verandering van onze economie naar een meer duurzame productie. Vooral kobalt, lithium en koper zijn rijkelijk aanwezig in Congo en deze grondstoffen zijn alledrie extreem belangrijk bij verduurzaming.
Deze zogenaamd groene transitie kan op dit moment beter een rode transitie worden genoemd. De omstandigheden waaronder deze mineralen in het mondiale zuiden worden ontgonnen is namelijk in alle opzichten erbarmelijk. In Congo werken mannen, vrouwen en kinderen bijvoorbeeld vaak in de kleinmijnbouw. Bij deze vorm van mijnbouw zijn de werkers niet officieel in dienst bij een bedrijf en werken ze met hun eigen materiaal, wat ervoor zorgt dat deze mensen vaak in onmenselijke omstandigheden de grondstoffen uit de aarde halen. Soms werken zij zelfs met blote handen. Velen sterven tijdens het werk als tunnels of muren instorten.
Aangezien de landen in het westen hebben voorgenomen de komende jaren te vergroenen, betekent dit dat de vraag naar Congo’s mineralen alleen maar zal toenemen. Volgens de International Energy Association gaat er in 2040 bijvoorbeeld zes keer zo veel vraag zijn naar kobalt als nu en dertien keer zo veel vraag naar lithium. Althans, als de groene transitie doorgaat zoals de landen die nu gepland hebben. Want als landen werkelijk duurzaam willen worden, wordt de vraag naar kobalt 21 keer zo groot als nu en de vraag naar lithium 42 keer.
Dat de kapitalistische staten zich tot nu toe nog niet toegelegd hebben op deze duurzame ontwikkeling, betekent dat deze zogenaamde transitie nog niet in lijn is met het belang van de kapitalisten. Het is dat echter wel voor de werkende mensen. Het zijn namelijk zij die het eerst geraakt zullen worden door de opwarming van de aarde. Zij kunnen niet vluchten naar een hooggelegen punt of een vergelegen eiland. Zij zullen de gevolgen aan den lijve ondervinden.
Op termijn zal echter ook de kapitalist willen verduurzamen. De totale vernietiging van de aarde is zelfs niet in hun belang, en er ontstaat een gigantische markt voor duurzame technologie. Dan krijgt de groene transitie de enige kleur groen die de kapitalist belangrijk vindt: die van geldbiljetten.
Wat we nu zien is de kiem van dat conflict. Op economische wijze proberen de grootmachten van de wereld Congo leeg te zuigen en de werkende mensen onder hun voet te verbrijzelen. Nu doen ze dat nog door hun economische vaarwateren voor de ander onbevaarbaar te maken, maar we zien ook dat de landen zich oriënteren op meer politieke en zelfs gewelddadige strijd. De Belt and Road Initiative van China en de Global Gateway van de EU springen gelijk in het oog, maar het blijft daar niet bij. De bloedige inzet van de M23 in het oosten van Congo is mogelijk slechts de eerste poging van de kapitalisten om Congo opnieuw op te delen.
We zien hierin de tegenstellingen die het kapitalisme kenmerken. Aan de ene kant moet het klimaat worden gered, maar aan de andere kant moeten werkers goede arbeidsomstandigheden hebben. Het is binnen het kapitalisme onmogelijk deze te verzoenen. Probeer namelijk de grondstoffen ethisch te delven, en de prijzen gaan omhoog. Daardoor zullen de kapitalistische landen niet langer de groene transitie doorvoeren omdat het niet meer rendabel is. Of zie het alternatieve scenario: voer de groene transitie wel (altijd te langzaam) door, maar over de rug van werkende mensen in het mondiale zuiden.
Hoe verder?
Wat is dan de weg vooruit? Hoe zorgen we ervoor dat aan de ene kant de werkende mensen in Congo en de rest van het mondiale zuiden niet vertrapt worden door imperialisten, maar dat aan de andere kant de vergroening van onze productie kan doorgaan? Hoe kunnen we die tegenstelling doorbreken?
Ten eerste moeten de productiemiddelen in Congo, de mijnen en plantages, in de handen komen van de werkende mensen. Dat betekent eigenlijk dat de werkende mensen deze moeten veroveren, want de Chinese en Amerikaanse kapitalisten gaan nooit en te nimmer hun mijnen opgeven. Dat brengt meteen de eerste uitdaging met zich mee: Congolese arbeidersmacht zou onmiddellijk leiden tot een nog grotere (proxy-)oorlog in Congo met het westen, China, en omliggende landen.
Daarom is de strijd voor het einde van de uitbuiting van de Congolezen en een einde van de oorlog in Congo onderdeel van de internationale strijd tegen het kapitalisme. Niet alleen in Congo, maar ook in het westen, in China en in Rwanda zal de werkende klasse zich moeten verzetten tegen bloedmineralen; strijden voor betere arbeidsomstandigheden en uiteindelijk voor democratische controle over alle grondstoffen. Met arbeidersstaten over heel de wereld kunnen we langzaamaan naar productie voor behoefte, in plaats van voor winst. Waarbij de rijke hoeveelheid grondstoffen van Congo worden gebruikt voor het welzijn van alle mensen, bijvoorbeeld door verregaande inzet in de groene transitie, en Congolezen eerlijk behandeld worden en niet langer de verschrikkelijke uitbuiting meemaken die zij nu meemaken. Eerlijke beloning voor al het werk. Voorbij zijn de dagen waarin Congolezen slaafden in de mijnen voor de wereldmarkt, voorbij is de brute uitbuiting van het Congobekken
Merk echter op dat dit het bewerkstelligen van een solidaire cultuur vereist. Bij elke werker moet het dagen dat, wanneer zij op deze manier werken, zij voor hun werk evenveel terugkrijgen als andere arbeiders. De grondstoffen worden collectief eigendom en dat vergt ook dat diegenen die de grondstoffen bewerken het niet als hun eigendom zien. Dat is een lange weg en kan niet zomaar van de ene op de andere dag ingezet worden.
In de imperiale kern, bijvoorbeeld in Nederland, kunnen wij de strijd tegen de oorlog in Congo steunen. Wij moeten strijden voor het niet langer afnemen van Congolese bloedmineralen, die gekocht en gedolven worden over de ruggen van Congolezen. We moeten de banden verbreken met Rwanda en eisen dat de Congolese mineralen voor een eerlijke prijs worden opgekocht. En als Congolezen in opstand komen en zichzelf de productiemiddelen toe-eigenen, moeten wij solidair zijn. Wanneer de crisis uitbreekt, moeten wij inzien dat dit niet door de Congolezen komt, maar door de kapitalisten, die Congo, en daarbij het gehele mondiale zuiden, altijd uitgebuit hebben en deze situatie in beginsel hebben veroorzaakt.
In het kort betekent het dat alle genoemde arbeiders moeten strijden voor het socialisme. Voor een systeem dat niet kapitaal, maar mensen centraal stelt. Daarin wordt de groene transitie doorgezet, maar zonder de onderdrukking van de Congolezen, die zelf beslissen over hun mijnbouw en hun omgeving. Wat wij in Nederland kunnen eisen is een onmiddellijke stop aan de steun voor Rwanda, en een stop aan de oorlog in Congo, maar uiteindelijk is de werkelijke bevrijding van Congo er één die niet alleen de strijd van Congolezen, maar ook van Nederlanders, en alle werkende mensen vereist.
Dit artikel verscheen in de Paraat van 1 mei.