Het klassieke westerse onderwijsmodel is verouderd en reproduceert kapitalistische dogma’s. In zijn boek Pedagogy of the Oppressed schets Braziliaans marxist Paulo Freire een alternatieve kijk op onderwijs. Maar in hoeverre is zijn pedagogiek daadwerkelijk revolutionair?
Onderwijs is een belangrijk aspect van de menselijke ontwikkeling. Het stelt mensen in staat om de wereld te begrijpen en haar betekenis te geven. Daarmee heeft onderwijs een inherent emanciperende kracht. Naast deze basale emancipatie ontwikkelt ons onderwijs ook een bepaald mensbeeld; hoe je naar jezelf kijkt, maar ook welke sociale rol en gedragingen je toeëigent. Dat onderwijs in brede zin vormend is lijkt geen schokkende ontdekking, maar is wel de reden dat het een onmisbaar deel is van de bredere klassenstrijd. Een onderdeel van de politieke strijd van het socialisme is namelijk ook politieke educatie en ontplooiing, de werkende klasse moet zo instaat zijn om zichzelf te emanciperen. Dit wordt door economische barrières en het kapitalistische mensbeeld namelijk ronduit ontmoedigd.
Paulo Freire heeft onder andere in zijn boek ‘Pedagogiek van de onderdrukten’ hier over uitgewijd. Hij was een grondlegger van de kritische pedagogiek en tevens betrokken bij grootschalige educatieve programma’s in Brazilië. Paulo Freire bekritiseert in dit werk traditionele pedagogiek en bevraagt het mensbeeld dat kapitalistisch onderwijs voortbrengt. Hij stelt dat dit mensbeeld gekenmerkt wordt door inferioriteitscomplexen en dat kapitalistische pedagogiek actief klassenbewustzijn hindert. Freire’s eigen revolutionaire pedagogiek bestrijdt dit mensbeeld van inferioriteit. Concreet is dit een dialectische leermethode, die participatie in het leerproces voorop plaatst en dialoog centraal stelt.
The banking system
De dialectische leermethode die Paulo Freire in zijn boek heeft uitgewerkt staat haaks op de gebruikelijke methode in Westers onderwijs, wat ook wel het banking system genoemd wordt. Bij deze verouderde methode staat verhaal en narratief centraal: de docent geeft een opsomming van informatie en vervolgens moet de leerling dit opdreunen en herhalen. Het curriculum en de besproken stof is van tevoren vastgelegd en docenten worden gedwongen zich aan voorschriften te houden. De gedoceerde stof sluit nooit aan bij de onmiddellijke belevingswereld van leerlingen. Zij worden vermaakt tot een soort verzamelaars van kennis.
Van de basisschool tot de universiteit, het banking system is nog altijd alomtegenwoordig in het reguliere onderwijs, onafhankelijk van onderwijsniveau. De les wordt gegeven door een docent, die het één of twee uur over een onderwerp heeft, vervolgens wordt kennis getoetst en vervolgens snel vergeten. Tijdens dit soort lessen ontstaat er in het klaslokaal een dynamiek tussen een pratend subject en een luisterend object. Zo is er aan de ene kant iemand die geacht wordt kennis over te nemen en aan de andere kant dé bron van kennis. Nu is dit de gebruikelijkste manier om effectief en snel tot kennisopbouw te komen, echter verhult deze mechaniek een politiek-economisch belang.
Deze leerling-docent contradictie kan gezien worden als een obstakel bij een pedagogiek die als doel heeft de werkende klasse te emanciperen. Subtiel schept deze dynamiek het kapitalistische individualistische mensbeeld, waarbij de luisterende objecten als inferieur aan de kennisbron worden bestempeld. Tevens internaliseert dit systeem een passiviteit in de luisterende subjecten. Paulo Freire ziet dit als de primaire tekortkoming van het banking system.
Deze lesmethode biedt vruchtbare grond aan kapitalistische ideologie. Mensen krijgen in de positie als luisteraar alleen het idee dat ze aanschouwers zijn van de wereld om zich heen. Dat werkt door in de manier waarop ze hun omgeving benaderen, namelijk als bestaande uit fenomenen om te onthouden. Ze geven zichzelf geen bredere rol in het scheppen van deze wereld. De informatie bestaat alleen in hun bewustzijn en niet daarbuiten en heeft dus geen grotere implicatie dan het zijn van statische gegevens. Zo is de taak van de docent in het banking system duidelijk, deze kiest en reguleert de informatie die in het bewustzijn terechtkomt. De luisterende leerling kan zo onmogelijk realiseren dat ze onderdeel zijn van de kennisproductie die plaatsvindt. Hetgene wat voornamelijk wordt ontmoedigd bij het banking system is participatie die deze realisatie in gang brengt.
Pedagogiek van de Praxis
Zonder een vorm van participatie in het onderwijs blijft de gegeven kennis geïsoleerd en statisch. Vanuit het perspectief van de leerling komt kennis simpelweg uit de lucht vallen. Freire stelt daarom in de zoektocht naar een alternatief de volgende aspecten voorop: dialoog en participatie. Zonder deze breuk met traditionele pedagogiek zal een poging tot emancipatie altijd verdoemd zijn tot falen. In de woorden van Freire: ‘de oplossing voor de economische en maatschappelijke omstandigheden zal dan gezocht worden in een identificatie met de onderdrukker, de enige uitweg om een economische positie te veranderen, is om individueel te veranderen in de onderdrukker’. Het doel van de nieuwe pedagogiek is daarom om leerlingen hun historische rol in de geschiedenis te laten inzien. In plaats van zich op de achterbank te bevinden en ideeën over grootse mannen die de wereld veranderen te accepteren, wordt er ruimte gemaakt voor de mogelijkheid dat zij zelf achter het stuur zitten. In wezen wordt de leerling gehumaniseerd.
Stapsgewijs zal een curriculum daarom ook moeten aansluiten bij iemands belevingswereld. De totaliteit van de wereld en de positie van het individu in die totaliteit kan zo verduidelijkt worden. Leerlingen zullen worden uitgedaagd onderdeel te zijn van de opbouw van dit curriculum. Dit proces begint met een thematisch onderzoek bij een groep leerlingen die hun gevoelens, ideeën en meningen kunnen uiten. Freire geeft aan dat zo’n proces en het opwekken van een reactie vanuit de leerlingen het beste werkt door het opstellen van probleemsituaties. Dit betekent dat onderwerpen worden voorgelegd als een onafgemaakt geheel. Als er bijvoorbeeld een associatie wordt gelegd met het onderwerp cultuur, zal de vraagstelling zijn: ‘Waarom is dit gerelateerd aan cultuur en wat betekent het begrip voor ons?’. Op een lesdag wanneer er meerdere lessen zijn die allemaal bepaalde associaties opgooien vanuit de leerlingen in verschillende opgedeelde klassen, hebben de docenten een breed scala aan materiaal om op door te gaan. Zo ontwikkelen ze het curriculum in zijn geheel aan de hand van de input uit deze zogeheten dialoogsessies.
Deze insteek vereist wel de combinatie van participatie, dialoog en ook praxis. Pas dan vindt er een machtsverschuiving plaats die weg beweegt van meer traditionele luisterend object en pratend subject. De inhoud van de les kan zo worden vormgegeven door ervaringen van de onderdrukten. In plaats van het individu te zien als een leeg vat dat gevuld moet worden met kennis, moet onderwijs uitgaan van de ervaringen en intuïties van de werkende klasse. Die intuïties zijn niet inherent revolutionair, maar ze negeren is wel reactionair. Het centraal stellen van dialoog in het opbouwen van kennis veronderstelt daarom een volledig vertrouwen in de capaciteiten en ervaringen van de leerling. Als zij onderdeel worden van de opbouw van het curriculum, zullen hun associaties het waard lijken om op te reflecteren. Situaties die lastig op te lossen lijken, zijn zo niet alleen maar een contradictie, ze nodigen uit om ze hardop te bespreken en om op te handelen. Hieruit volgt een praxis.
Transformatie en politiek
Aan de dialectische lesmethode zitten nog wel wat haken en ogen. Freire ontwikkelde deze pedagogiek vanuit de noodzaak op grote schaal Braziliaanse ongeletterden op te leiden. Het sluit aan bij het strijdtoneel van de landloze boeren in Brazilië, die zo goed als uitgesloten waren van onderwijs en de bredere maatschappij. Het vervulde een inherent progressieve rol omdat deze klasse zo de handvatten kreeg om zichzelf te organiseren. Een onderwijs gebaseerd op participatie, dialoog en praxis kon zo leiden tot het trotseren van de ontheemding en verdrijving.
Ondanks deze unieke functie is de pedagogiek ook in het leven geroepen als een algehele methode voor bevrijding. Het stelt het verhogen van klassenbewustzijn als voorwaarde voor het opleiden van kritische mensen. De realiteit is dat ook in Nederland de politieke intuïtie van de werkende klasse vaak ingedamd wordt. De leefomstandigheden van de Nederlandse werkende klasse zijn een werelddeel ver weg van de landloze boeren in Brazilië maar hebben wel deze overeenkomsten. Het bevatten van een pedagogiek zoals Freire voorstelt is daarom interessant maar kan enigszins complex zijn. Een individualistisch mensbeeld wordt namelijk van alle kanten betoogd door de neoliberale maatschappij waarin we leven. Een introductie van de dialectische lesmethode kan hier scheurtjes in creëren en een goede opzet zijn om politieke intuïtie aan te moedigen. De pedagogiek van de onderdrukten op zichzelf is echter niet genoeg om volledig klassenbewustzijn en solidariteit op te bouwen. Daarin ligt nog altijd de rol van de partij.