Palestijns fotograaf Sakir Khader exposeert tot 14 mei in het FOAM een deel van zijn werk onder de titel Yawm al-Firak. Laurens Monster ging kijken of de radicale woorden van Khader ook weerklinken in deze expositie.
Amsterdam op een winderige doch zonnige maandagmiddag. Ik ben onderweg naar het fotografiemuseum (FOAM), dat zich huisvest in een imperiaal pand aan de Keizersgracht. De reden voor mijn bezoek is de expositie van de Palestijns-Nederlandse fotograaf Shakir Khader. Zijn hier tentoongestelde werk documenteert een fractie van Israëls genocidale geweldplegingen in Gaza. Vurig hopend dat Shakirs werk een antikoloniaal sentiment uitdraagt, bestijg ik het stenen bordes en betreed een minimalistische museumwinkel waar schreeuwerig Susan Bijl de boventoon voert. Mij bekruipt een gevoel van onbehagen. De thematiek van de expositie wringt bij voorbaat al met de ambiance. Ik betaal entree en vervolg met een laatste greintje hoop mijn weg.
Wie is Sakir Khader
Sakir Khader is een Palestijnse Nederlander, geen Nederlandse Palestijn. Geboren en getogen in Haringstad Vlaardingen. Zijn opa was een van vele gastarbeiders die daar in de margarinefabriek aan het werk gezet werd. Zijn vader vindt vijf jaar later via gezinshereniging de weg naar Nederland en wordt rechercheur. Khader groeit ver weg van het Israëlisch geweld op, maar komt er wel mee in aanraking tijdens de zomervakanties die hij met zijn familie in Nablus, een stad gelegen aan de Westelijke Jordaanoever, doorbrengt. Flarden van de Tweede Intifada, gezien door de ogen van een kind, zijn beelden die nooit meer verdwijnen. Met het ouder worden sterven steeds meer van de jongens met wie hij door de straten van Nablus struinde, zoals een van zijn beste vrienden die op elfjarige leeftijd in zijn tuin wordt vermoord door een Israëlisch scherpschutter. Dit alles drijft hem ertoe in 2021 de camera op te pakken. Om het alledaagse verlies te gaan documenteren.
Van zijn politiek is lastig een scherp beeld te krijgen. In interviews neemt hij bijna nooit specifieke standpunten in. Zijn Zomergastengesprek is hierop een uitzondering. Aan tafel bij Joris Luyendijk verdedigt hij openlijk de PFLP, pleit hij voor de eenstaatoplossing en spreekt hij herhaaldelijk van genocide en bezetting. Voor menigeen zijn deze uitspraken niet meer dan normaal. Toch is het lang niet vanzelfsprekend om op live-tv een communistische gewelddadige verzetsgroep te steunen. Khader is volgens mij geen communist, maar in ieder geval lijkt hij gewelddadig verzet tegen de staat Israël als noodzakelijk en onvermijdelijk te zien. Een radicaal standpunt dat indruist tegen de Nederlandse burgerlijke moraal.
Impressie van een liberaal vernis
Terug naar Amsterdam met de volgende vraag: weerspiegelt de tentoonstelling Khaders radicale standpunten? Aangekomen klinkt in een klein halfduister voorportaal op de achtergrond luid geschreeuw, vermoedelijk van een video-installatie. Op een grote zuil staat een introductietekst. Die lees ik. Het laatste greintje hoop vervliegt. In drie korte alinea’s lukt het om Khader’s radicaliteit met de liberale hamer plat te slaan. Allereerst de omschrijving van de situatie in Gaza; het onvermoeibare ‘oorlog’ en ‘conflict’; maar de nadruk ligt op ontheemding. Over genocide wordt niet gerept. Niet de moord op de Palestijnen, maar het hen verjagen van hun land wordt gezien als de ware daad van onmenselijkheid. De mens is immer niet langer mens zodra zij geen land bezit; liberaal sentiment bij uitstek. Ten tweede wordt de Nakba van 1948 omschreven als ‘gedwongen ontheemding’. Hoewel niet incorrect, bagatelliseert deze woordkeuze het geweld waarmee deze gedwongen ontheemding bereikt werd. Ten derde verbeelden Khaders foto’s, volgens de laatste paragraaf van de tekst, expliciet de gevolgen van geweld op het individu. Deze nadruk leidt af van denken in termen van volkerenmoord. Ten vierde de laatste zin, die stelt dat de tentoonstelling je confronteert met de gevolgen van geweld ongeacht aan welke kant van de scheidslijn je staat. Dit is centrisme, neutraliteit, de scheidslijn willen zijn. Terwijl men zich met neutraliteit, in het licht van genocide, aan de kant van de moordenaar schaart.
Nog nadenkend over dit liberale raamwerk liep ik naar de volgende zaal, waar de eerste foto’s hingen. Het werk zelf. Is Khaders radicaliteit daarin terug te vinden? Gelukkig, een volmondig ja. De zaal is schaars verlicht en claustrofobisch klein. Aan de linkermuur hangen zeven portretten van vermoorde Palestijnse jonge mannen, aan de rechtermuur hun moeders, tussen hen in hangt een haast voelbare rouw. De ogen van moeder en zoon zijn verbonden met onzichtbare lijnen. Als ik langs de foto’s loop is het net of ik telkens een staarwedstrijd interumpeer. De mannen zijn zichtbaar verminkt. Op een bordje lees ik dat bij drie van de mannen de schade aan het gezicht ze onherkenbaar heeft gemaakt; deze foto’s zijn te heftig en daarom vervangen met een bronzen afgietsel waarin vagelijks een gezicht te ontwaren is. Ik sta hier ambivalent tegenover. Enerzijds zit er een grens, zowel aan hoe gruwelijk de beelden die je kan laten zien zijn, als aan het politieke nut van gore. Anderzijds is het een vervorming van de werkelijkheid, die wel degelijk zo gruwelijk is. Wat Khaders werk enigszins radicaal maakt is juist dat hij de dode Palestijnen, die in de ogen van het kapitaal slechts dollartekens zijn, een gezicht geeft. Klaarblijkelijk zijn deze gezichten te confronterend voor de grachtengordel en dus worden ze geobscureerd. Of de curator van FOAM hiertoe heeft besloten of Khader zelf, dat weet ik niet, men kan enkel vermoeden. Ik begeef me naar de volgende zaal, waar het minder donker is. Het wordt duidelijk waar het geschreeuw, dat heel de tijd onafgebroken op de achtergrond heeft weerklonken, vandaan komt. Op de muur wordt een scène uit een van Khaders documentaires afgespeeld. We zien een begrafenis; er heerst commotie. Het zijn aangrijpende beelden, al leiden ze wel af van de laatste paar foto’s die in deze zaal te zien zijn. Landschappen, waar de rook van een pas ingeslagen raket nog in de lucht hangt. Vrouwen op een begraafplaats in Jenin. Stuk voor stuk niet minder innemend dan de portretten. Via een gang eindig ik weer in het voorportaal. Dat was de tentoonstelling; kort maar buitengewoon krachtig. Overweldigd daal ik de trap naar de museumshop weer af.
Conclusie
Eenmaal buiten, de Susan Bijl-ambiance ontvlucht, zet ik mijn gedachten op een rijtje. De gemene deler in alle foto’s is dat Khader de gevolgen van de Israelische terreur laat zien, zonder de Israëliërs daarin op te nemen. We zien geen tanks, geen IDF soldaten. We zien Palestijnen. Op deze wijze kan hij objectief documenteren en gelijktijdig sterk positie innemen. Dat is een radicale breuk met de modus operandi van burgerlijke journalisten. Daar komt dan nog bij dat hij de PFLP lijkt te steunen. Het is jammer maar allerminst verrassend dat het FOAM zijn radicaliteit schendt door zijn werk te presenteren binnen een liberaal kader.