Trump: fascist of sukkel voor het kapitaal?

Bram Eenink

Is Trump een soort grote peuter die in opdracht van machtige kapitaalgroepen rondsukkelt in het witte huis, of een doordachte fascist die zijn machtsbasis in verschillende klassen goed begrijpt? ‘Porque no los dos?’ stelt Bram Eenink. Hij legt in deze column uit wat in zijn visie hetzelfde is aan nog een keer Trump en wat er fundamenteel anders gaat zijn dan we gewend zijn van Amerikaanse presidenten.

‘Fool me once, shame on you. Fool me…can’t get fooled again.’ Deze wijze woorden van voormalig president George W. Bush geven een goede weergave van hoe wij als socialisten op de tweede Trump termijn moeten reageren. In 2016 was enige shock gerechtvaardigd; hoewel rechts populisme in aantocht was, hadden alle ‘beschaafde’ elementen van de Amerikaanse heersende klasse zich verenigd achter Hillary Clinton. De elite der elites zou toch niet zijn eigen wereldrijk verloochenen? Wat wellicht vergeten werd was dat de hoogmoed van het kapitalisme niet per se in links oproer uitmondt. In de afwezigheid van een goed georganiseerd arbeiderselement – de kracht van vakbonden was al decennialang op zijn retour, en de campagne van Bernie Sanders had geen organisatorisch staartje – was een decadente, nativistische politiek het enige alternatief.

Toch was er hoop. Trump had niet een meerderheid van de stemmen achter zich, en maakte zich dag na dag minder populair. Hoewel dat makkelijk scoren was voor de Democraten, was het verzet tegen Trump niet altijd te controleren. Het duidelijkste moment van doorbraak kwam in de zomer van 2020, toen de combinatie van pandemiemaatregelen en de moord op George Floyd een heuse opstand veroorzaakte. Politiestations werden in de fik gezet, in Seattle werd een autonome zone verklaard; het was me een tijd. Helaas werd ook deze energie uiteindelijk voor het electorale karretje van de liberale oppositie gespannen. ‘Defund the police’ werd ‘fund the police’ onder Biden, en het kwaad was geschied. Wat volgde was een opeenvolging van gemiste kansen, de laatste kans voor de heersende klasse om het schip van staat recht te trekken, laat staan er een eerlijker land van te maken. In plaats daarvan was er inflatie, genocide, en de malaise van een stervende samenleving.
En toen was opeens alles anders. In de navolging van de verkiezing werd ik als Amerikanist vaak gevraagd om de uitslag te duiden. Hoe had Trump nu een echte meerderheid gewonnen, en waarom begonnen ook sommige etnische minderheden zijn kant op te schuiven? Voor mij was dit niet zo wonderbaarlijk. Ook als we de gebruikelijke problemen van opkomst en desinformatie buiten beschouwing laten, was de economische situatie al genoeg om de Democraten te doen verliezen. Zoals de campagnemanager van Bill Clinton indertijd zei: ‘it’s the economy, stupid.

Maar er was ook meer aan de hand. De politieke methodes van het neoliberalisme hadden de bestaande middelen van klassenvertegenwoordiging (vakbonden, maar ook het maatschappelijk middenveld in het algemeen) doelbewust gesloopt. Dit maakte dat nieuwe politieke mobilisaties alleen op de meest basale vormen van identiteit konden terugvallen: man of vrouw, het volk of de elite, Amerikaan of buitenlander. Deze tendens is lange tijd als ‘populisme’ bestempeld, een wat loze categorie die Jeremy Corbyn in hetzelfde bootje plaatst als Marine Le Pen. Met de gestage teloorgang van het neoliberalisme is het nu echter duidelijk dat deze eeuwige oppositie wel degelijk zijn eigen leven kan leiden. Hiermee bouwt het ook nieuwe politieke categorieën op, vaak in het verlengde van de specifieke leider die de beweging bijeen bracht.

In het geval van Trump, kent de MAGA-coalitie zeker een scherpere vorm dan voorheen. In zijn eerste termijn kon men nog beweren dat Trumps politiek geen ander doel had dan zijn eigen verrijking, dat zijn beleid bepaald zou worden door zijn adviseurs en mediamanagers. Nu is dat duidelijk anders, en kan niemand de president in zijn starre keuzes tegenspreken. Dit maakt echter wel dat de betekenis van het Trumpisme vooralsnog verbonden is met Trump als persoon. Om de opmaak van zijn gevolg te begrijpen, moeten we dus leren inzien wie zich tot welke eigenschap van Trumps idiosyncratische koers aangetrokken voelt. Dit laat ons ook zien welke interne spanningen er nog in zijn coalitie zouden kunnen bestaan.

Om te beginnen moeten we Trump in het verlengde van zijn gekozen partij beschouwen. Zogenaamde ‘gematigde’ Republikeinen beweren al jaren dat hun nieuwe leider een extremist is, dat ze zich nog liever achter Kamala Harris zouden scharen. Dit laatste zegt natuurlijk alleen maar meer over de verrechtsing van de Democraten. Toch is er een aanzienlijke continuïteit tussen Trump en zijn voorgangers. Veel van de middelen die nu gebruikt worden om de absolute macht van het presidentschap te rechtvaardigen, stammen uit het tijdperk van Nixon, Reagan, en Bush. Tricky Dick zelf zei nog indertijd ‘als de president het doet, is het niet illegaal’. Is dat niet precies wat Trump gelooft? Ook de sociale bewegingen die het Amerikaanse conservatisme al decennia lang voeden, zoals de wrede kruistocht tegen het abortusrecht, vinden hun gevolg in de huidige beleidsvoering. En dit gaat nog alleen maar over de uitvoerende macht. Het uiterst conservatieve hooggerechtshof vormt ook al jaren een fundamenteel obstakel voor iedereen die iets progressiefs in de VS zou willen uitvoeren.

Dit wil niet zeggen dat er niets nieuws is aan Trump, zeker in zijn tweede termijn. Zo heeft in Trump vs USA het hooggerechtshof eindelijk de presidentiële onfeilbaarheid waar eerdere Republikeinse presidenten al in geloofden bevestigd door uit te spreken dat de president inderdaad niet vervolgd kan worden. Wat mij tot nog toe verbaasd heeft is de snelheid waarmee Trump en zijn kersverse kabinet te werk zijn gegaan. De versnelling lijkt opzettelijk, zeker wanneer een van zijn eerste doelwitten de overheid zelf betreft. De Trump-coalitie maakt zich al jaren sappel over de zogeheten ‘deep state’, een complot van ongekozen bureaucraten die de grootste plannen van MAGA stiekem dwarsbomen. In werkelijkheid kan men hoogstens van een bureaucratische opstandigheid spreken, een logisch gevolg van de chaotische en irrationele beleidsvorming onder Trump 1.0. Het nieuwe Departement van Overheidsefficiëntie (DOGE) is in die zin een vorm van wraak. Pas als alle ongehoorzame werknemers zijn gezuiverd, kan het echte werk beginnen. Dit echte werk lijkt op zichzelf te bestaan uit een ongekende uitbreiding van de presidentiële macht, ten koste van de reguliere bureaucratie dan wel het congres. Zoals eerder benoemd is weinig van wat Trump nu doet werkelijk zonder precedent, maar de schaal, snelheid, en brutaliteit maken het een escalatie zonder evenaar.

Zo komen we aan bij het buitenlandbeleid. Wat hier kenmerkend is voor Trump is zijn bizarre afkeer voor alles wat Amerika een wereldrijk heeft gemaakt. Als Amerika een chronisch handelstekort heeft met de rest van de wereld, dan is dit niet omdat de dollarhegemonie zulke onbalansen subsidieert, maar omdat de Chinezen hem persoonlijk willen pesten. Hetzelfde beweert hij over elke vorm van Amerikaanse soft power, met het einde van USAID of Voice of America tot gevolg. Kennelijk denkt Trump dat de rest van de wereld hem meer nodig heeft dan hij hen. Het omgekeerde is waar. De torenhoge tarieven van zijn nieuwe handelsbeleid zullen alleen maar de versnippering van dit unipolaire wereldsysteem versnellen. Als Europa of China niet in staat zijn om de internationale positie van de VS te vervangen, leidt dit natuurlijk alleen maar tot meer chaos en competitie. Dit kan gunstig zijn voor een socialistische beweging, maar het brengt ook veel risico’s met zich mee; laten we niet vergeten dat de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog een typisch voorbeeld was van multipolariteit. In het wegvallen van een wereldmacht is onzekerheid de norm, en dergelijke onzekerheid leidt vaak genoeg tot oorlog. Trumps agressieve eisen rondom gebieden als Groenland, Panama, en Gaza geven zo genoeg reden tot zorg.

Gelet op dit alles, kunnen we de politieke groepen achter het Trumpisme beginnen samen te vatten. Aan de ene kant valt er veel te herkennen uit eerdere Republikeinse coalities. Denk hier aan de plattelandsstemmer, conservatief kleinbedrijf zoals autodealers en aannemers, en natuurlijk de allerrijksten. Een belangrijke nadruk hierin, die onder Trump alleen maar groter is geworden, is de band met fossiele industrieën. Er vindt hier een verticale integratie plaats van arbeider en kapitaal rondom de verheerlijking van olie, kool, en gas als de échte basis van de Amerikaanse economie. De Democraten worden zo weggezet als de vertegenwoordigers van alles wat economisch abstract en dus nep is: zorg- en kenniswerk, financieel kapitaal, zonne-energie. Associaties die in hun absurditeit een perfecte navolging zijn van de oorspronkelijke fascistische blik, die ook maar al te graag een onderscheid maakten tussen ‘echte’ industriëlen en ‘valse’ bankiers.

Buiten deze ‘fossielcoalitie’ valt er ook iets te zeggen over de culturele opmaak van Trump’s gevolg. Gelet op zijn eerdere campagnes zijn er twee factoren die Trump’s gevolg meer en meer domineren: opleiding en gender. Dit eerste kan ogen als een proxy voor klasse, tot men zich beseft dat een universiteitsdiploma tegenwoordig een must is voor allerhande banen, om nog maar te zwijgen over de hordes van onbetaalde stagiaires. Dit maakt het meer een weerspiegeling van de eerdergenoemde kloof tussen ‘echt’ werk en de zogeheten ‘urban professionals’. We kunnen iets vergelijkbaars zeggen over de oplopende genderkloof, gelet op de culturele associatie tussen masculiniteit en de fossiele samenleving. Wat hier echter ook meespeelt is de toenemende aanval op vrouwenrechten en gendervrijheid vanuit het conservatieve kamp. Waar iets als het homohuwelijk eerder een centraal excuus vormde voor de rechtste cultuurkrijgers, lijkt die plaats nu te zijn ingekomen door alles wat met ‘genderideologie’ te maken heeft. Dit dus bovenop de al bestaande strijd tegen de abortusvrijheid, die al meer dan vijftig jaar tot de grootste wreedheden aanzet.

Als laatste is er een groep die op het eerste gezicht niet bij dit eerdere verhaal lijkt te passen: Elon Musk en zijn handlangers. Het is toch vreemd dat een man die zijn brood verdient met het fabriceren van elektrische auto’s vol zou inzetten op zulke oliefanaten. Ook zijn volgelingen zijn nou niet bepaald noeste werklieden. Maar dat is het hem juist. De rechtse vleugel van Silicon Valley is een mierenheuvel van tech bros, die in hun nerderige stijl niet minder vrouwonvriendelijk zijn. Juist de onzekerheid rondom hun masculiniteit geeft aanzet tot het inceldom, en een dergelijke ‘politics of resentment’ doet hen juist goed aansluiten bij het kamp van Trump. In de elite van deze groep vindt men ook de sinistere neoreactionairen, een groep fascistische filosofen die hun ideologie aanleveren aan tech-miljardairs als Peter Thiel, Musks oude collega. Hun doel is om Amerika expliciet van zijn democratie te ontdoen, om zo een nieuwe libertaire technocratie in te stellen op basis van kapitaal en IQ. Dat dit niet geheel aansluit op de algemene plannen van Trump doet ze kennelijk weinig, zeker omdat ze via DOGE al een hoop directe schade in de staat kunnen berokkenen. Als ze zelf het probleem veroorzaken, kunnen ze ook een gerichte oplossing bieden, lijkt het idee. Voor nu kunnen we ze als een ietwat autonome kliek binnen de Trump-coalitie beschouwen.

Wat een interessante tijden toch. Het is alsof de VS zijn eigen 1991 doormaakt, het moment dat een wereldmacht zijn positie totaal verliest en een nieuwe orde uit de as moet herrijzen. Uiterst ironisch, natuurlijk, gezien de rol die Amerika zelf speelde in het wedijveren met de Sovjet-Unie. Afijn, wat kunnen we verwachten van Amerika’s eigen doemspiraal? Allereerst lijkt het me sterk dat de Democraten een effectieve oppositie zullen bieden tegen de verdere uitbreiding van Trumps presidentiële dictatuur. Niet alleen bestaat hun ideologie voor zijn geheel uit liberale illusies van klassenvrede – en daarmee de hoop dat ze gematigde Republikeinen voor zich kunnen winnen – maar elke werkelijke slag naar links wordt door hun politieke apparaat onklaar gemaakt. Enige verandering zal dus van buiten de officiële kanalen moeten komen, en het lijkt me waarschijnlijk dat oproer als in 2020 meer de norm zal blijken dan de uitzondering. Dit is alleen maar duidelijker wanneer we rekening houden met de aankomende economische situatie, ontwrichtingen die geen soelaas zullen vinden in het libertarische snijwerk van DOGE. Wie de laatste tijd op de Argentijnse politiek heeft gelet zal daar wellicht een voorproefje van Amerika’s toekomst in herkennen.

De grote vraag is hoe Amerika’s verscheidene vormen van hard power op de aankomende oproer zullen reageren. Trump heeft al meerdere malen gedreigd om het leger voor van alles in te zetten, van het deporteren van migranten tot het afschieten van protestanten. Zolang zulke acties binnen bepaalde historische perken blijven, zie ik de strijdkrachten nog wel meedoen, zeker als ze ook in hun buitenlandbeleid begenadigd worden met doorlopende steun voor Amerika’s internationale handlangers. Als Trump echter zulke normen overschrijdt, wat bijna onvermijdelijk lijkt, zal de situatie opeens een stuk interessanter worden. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de manschappen niet voldoende blijken om een land als Iran te bezetten, en de dienstplicht weer moet worden ingevoerd? Of wat als de parttime troepen van de National Guard niet bereid zijn op een menigte van werklozen te schieten? Dergelijke situaties zullen met de dag minder speculatief blijken onder dit nieuwe regime. Hoewel er genoeg historische voorbeelden zijn om naar een uitkomst te gissen, kunnen we aan de fundamentele onzekerheid van de toekomst uiteindelijk niet ontsnappen. Voor het Amerikaanse volk zelf resteert slechts één vraag, voor het eerst gesteld in de arbeidersbeweging van de jaren 30: Which Side Are You On?

Dit artikel verscheen in de Paraat! van 1 mei. De informatie is wellicht verouderd.

Leuk artikel? Meld je aan voor de Paraat nieuwsbrief!