1 mei staat wereldwijd bekend als de Dag van de Arbeid. De dag staat in het teken van de strijd die arbeiders voeren voor betere arbeidsomstandigheden, betere lonen en sociale rechtvaardigheid. In veel landen in de wereld wordt het dan ook erkend als een nationale feestdag maar in Nederland niet. Waarom moeten we hiervoor strijden?
De oorsprong van de Dag van de Arbeid ligt echter niet in een socialistische staat, maar in de Verenigde Staten aan het eind van de 19e eeuw. De industriële revolutie had zich verspreid naar Amerika en de Amerikaanse arbeider leefde onder een vroege fase van het kapitalisme. De arbeider moest soms 16 uur en 7 dagen per week werken om rond te komen. Vakbonden werden veelal met geweld onderdrukt door de fabriekseigenaren. Desondanks wisten arbeiders in Amerika zich te verenigen. Op 1 mei 1886 zouden de arbeiders massaal het werk neerleggen, met als voornaamste eis: De 8-urige werkdag. Arbeiders haalden hiervoor inspiratie uit Australië, waar al sinds 1856 de 8-urige werkdag gold. Daardoor werd de 8-urige werkdag een prominente eis voor vakbewegingen over de hele wereld.
Er werd onder andere voor 1 mei gekozen omdat 1 mei traditioneel Moving-day was in Amerika. Dit was de dag waarop voor veel arbeiders bekend werd of hun contract verlengd zou worden en daarmee of ze hun woning nog konden betalen. Ze kozen deze dag, en op 1 mei 1886 waren er over het hele land stakingen en demonstraties. De grootste stakingen vonden plaats in Chicago. Tienduizenden arbeiders legden hier dagenlang het werk neer en gingen de straat op. Ze werden met geweld onderdrukt door de staat, maar de arbeiders bleven onverschrokken opkomen voor hun rechten. Een paar dagen later, op 4 mei, escaleerde het protest in Chicago nadat er een bom werd gegooid naar de politie. Als reactie hierop schoot de politie in op de menigte. Deze gebeurtenis heeft een aantal agenten en tientallen arbeiders het leven gekost. Tot op de dag van vandaag staat de gebeurtenis bekend als de Haymarketopstand. De gooier van de bom is nooit bekend geweest.
Na de Haymarketopstand zijn er honderden vakbondsleiders opgepakt en een aantal zonder proces ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. De Haymarketopstand en de executie van de vakbondsleiders werd al snel bekend bij de rest van de wereld en de vakbondsleiders werden door veel arbeiders erkend als martelaars.
Op het eerste congres van De Tweede Internationale in 1889, een socialistische organisatie bestaande uit socialistische partijen over de hele wereld, werd opgeroepen om wereldwijde demonstraties te organiseren op 1 mei 1890, ter ere van de gebeurtenissen in Chicago 4 jaar geleden. Ook deze demonstraties hadden dezelfde eis: de 8-urige werkdag. Een paar jaar later, op het tweede congres van De Tweede Internationale in 1891, is 1 mei officieel erkend als jaarlijkse gebeurtenis. Dit maakte het voor proletarische organisaties onder De Tweede Internationale verplicht om jaarlijks het werk neer te leggen op 1 mei. De gezamenlijke strijd op 1 mei leverde in de Verenigde Staten in 1916 succes op: de 8-urige werkdag werd ingevoerd.
De ontwikkeling van 1 mei
Arbeiders over de hele wereld zijn nooit gestopt met het samenkomen op 1 mei. De dag is wereldwijd uitgegroeid tot een dag waarop de arbeiders hun klasse vieren. Waar het eerst een dag was waar arbeiders in protest gingen met als hoofdeis de 8-urige werkweek, is de kernboodschap van de dag van de arbeid steeds meer uitgegroeid. Naast de eis voor betere arbeidsomstandigheden, staan sociale rechtvaardigheid en internationale solidariteit steeds meer centraal. Ook werden de successen van de arbeidersstrijd steeds meer benadrukt en kreeg de dag van de arbeid op veel plaatsen een expliciet socialistische boodschap. De dag van de arbeid werd groots gevierd in socialistische staten in de 20e eeuw met festivals en parades door de steden. Maar niet alleen in communistische landen was 1 mei groot, ook in de rest van de wereld werd 1 mei groots gevierd. Toch waren er ook genoeg staten die 1 mei nooit als feestdag hebben erkend.
Naast Nederland, is de dag van de arbeid ook nooit erkend in de Verenigde Staten, waar de dag haar oorsprong vindt. In de jaren nadat de Tweede Internationale de Dag van de Arbeid heeft verkondigd, begon de druk bij de Amerikaanse autoriteiten om de dag te erkennen toe te nemen. In eerste instantie waren de Amerikaanse autoriteiten tegen de dag van de Arbeid, omdat zij niet wilden dat de Haymarket opstand geëerd zou worden. De druk werd uiteindelijk te hoog, maar in plaats van 1 mei, besloten ze om Labor Day te vieren op de eerste maandag van september. Tot op de dag van vandaag is Labor Day nog steeds een nationale feestdag in de Verenigde Staten.
Tijdens de koude oorlog liepen de spanningen hoog op tussen het liberale westen en de socialistische staten. Omdat 1 mei gezien werd als een communistische feestdag, werd er vaak hard opgetreden tegen 1 meivieringen in de VS. 1 meivieringen werden in sommige gevallen zelfs verboden na invoering van de Communist Control Act van 1954. Demonstraties op 1 mei werden neergeslagen en vakbondsleiders werden geïntimideerd of opgepakt.
In een poging om de socialistische cultuur rond 1 mei uit te wissen, heeft Eisenhower in 1958 1 mei officieel uitgeroepen tot Loyalty Day, waarop de Amerikaanse cultuur geëerd zou worden en de bevolking hun loyaliteit zou uiten aan de Verenigde Staten. Ook Loyalty Day wordt tot de dag van vandaag nog steeds gevierd in de VS op 1 mei.
Ook in Nederland is 1 mei nooit erkend als feestdag, maar de Nederlandse arbeiders waren er wel al vroeg bij. Tijdens de eerste editie in 1890 werd bijvoorbeeld een grootschalige petitie opgesteld in Haarlem voor de 8-urige werkdag en hebben zelfs zo’n 700 arbeiders in het kleine Friese dorpje Appelscha het werk neergelegd. De vieringen waren vaak groot, en werden door het hele land met parades en vieringen gevierd. Vaak met hele mooie banners, liederen en marsen. Na jaren strijden boekten de Nederlandse arbeiders succes: de 8-urige werkdag werd uiteindelijk in 1919, onder hevige druk van de arbeiders, ingevoerd in Nederland.
Dat de Dag van de Arbeid geen officiële feestdag is in Nederland, heeft altijd een excuus gehad. Koninginnedag valt sinds 1949 namelijk altijd op 30 april. Eén dag voor 1 mei. Is het toeval dat de eerste koninginnedag gevierd werd in 1891, één jaar na de verklaring van 1 mei als dag van de arbeid, is het toeval dat de datum van koninginnedag niet is gewijzigd na aantreden van Beatrix als koningin? Wie weet? In ieder geval lijkt het voor de Nederlandse staat belangrijker om de vorsten te eren, symbolen voor de Nederlandse staat, in plaats van de werkende klasse. 1 mei, een feestdag van onze klasse en een dag van strijd, voor goede werkomstandigheden, hogere lonen en lage levenskosten wordt gelijkgetrokken en zelfs overschaduwd met het vieren van een ongekozen staatshoofd die niet werkt, en leeft van onze belastingcenten zonder enig bijdrage te leveren aan onze maatschappij. Daarbij wordt er een illusie gewekt dat het koningshuis een verbindende factor is die Nederlanders samenbrengt, wat een valse illusie is.
Hedendaagse vieringen
In tegenstelling tot Nederland is 1 mei een vrije dag in de meeste Europese landen, tot op buiten Nederland, Zwitserland en Denemarken. In Duitsland bijvoorbeeld is 1 mei een vrije dag en worden er in verschillende steden feesten of optochten georganiseerd om het strijdbare karakter van de internationale feestdag van de arbeidersklasse te vieren. Sinds 1919 worden er in Duitsland manifestaties georganiseerd voor de rechten van de werkers. De landelijke demonstratie heeft haar traditionele plek in Kreuzberg, Berlijn. Buiten het feit dat er veel demonstranten naar Kreuzberg in Berlijn komen, worden er op verschillende plekken grote manifestaties georganiseerd, door diverse linkse organisaties zoals bijvoorbeeld De Duitse Vakbond.
In Frankrijk, volgens Marx de geboorteplaats van de arbeidersbeweging, wordt de viering van 1 mei strijdbaar en feestelijk aangepakt. Want ondanks de successen die de Franse arbeidersbeweging al heeft behaald in het verleden is de strijd nog zeker niet voorbij. Daarom manifesteren de Fransen voor betere arbeidsomstandigheden en protesteerden de Fransen bijvoorbeeld vorig jaar tegen de verhoging van de pensioenleeftijd naar 64 jaar. Op 1 mei gaan allerlei organisaties, van de vakbonden en de PCF tot de klimaatbeweging en migrantenrechtenorganisaties samen de straat op, om de eenheid van de werkers te tonen tegen neoliberaal beleid van hun regering. Een situatie waar we voorbeeld aan kunnen nemen.
Voor de tradities binnen de Oostbloklanden kunnen we ook kijken naar Polen, waar dag van de arbeid een feestdag is die aan het vervagen is. Ook al vinden er nog manifestaties plaats, is het vergeleken met het verleden een minder grote feestdag geworden en wordt het sinds kort overschaduwd door de ‘Dag van de Poolse vlag’ die op 2 mei plaatsvindt. De 2 meifeestdag werd in 2002 ingevoerd terwijl 1 mei in Polen een feestdag is sinds 1919. Het is inmiddels een welbekend fenomeen. Voer een nieuwe feestdag in om de viering van 1 mei te ontmoedigen en de arbeidersklasse te verzwakken. Hierbij wordt dus een poging gedaan om het feest dat de werkende klasse verbindt af te breken door een feestdag te populariseren die het volk ongeacht haar klassenverschillen zou moeten verenigen, onder een nationaal symbool. Zo probeert Polen de klassenverschillen te verbloemen ten dienste van de Poolse staat.
De huidige 1 mei viering in Nederland vindt jaarlijks plaats in Amsterdam en bestaat uit een mars vanaf het Museumplein naar het Martin Luther Kingpark. De FNV biedt na de mars nog een programma aan in de vorm van een festival, waarbij de Herman Bode-award wordt uitgedeeld voor het beste CAO-traject. 1 mei heeft van nature een politiek karakter, het is een viering van de successen van de arbeidersbeweging uit het verleden die bepalend zijn geweest voor onze omstandigheden als arbeiders van nu. De vorm en grootte is echter wel veranderd. Vroeger zagen we op 1 mei grootse vieringen in elke stad, met gigantische parades, koren, en veel liederen. Tegenwoordig zijn er minder vieringen, en we vieren het ook op een andere manier. De cultuur is vaak verdwenen uit onze demonstraties of is veel veranderd. De banieren op stokken en de arbeidsliederen zijn vaak verdwenen, en ook de parades zijn chaotischer. Deze culturele uitingen zijn verloren gegaan met de tijd. Alhoewel dit niet noodzakelijk slecht is, duidt het erop dat de cultuur van de arbeidersklasse minder prominent is in de Nederlandse samenleving, wat zorgt voor kleinere demonstraties en demonstraties die lastiger te verbinden zijn aan de arbeidersklasse, omdat hun symboliek en vorm minder herkenbaar is als van de arbeiders.
Alhoewel de marsen van nu niet meer zo groot zijn als vroeger, herinnert het vieren van onze klasse ons er nog steeds aan dat we meer gemeen hebben met elkaar, dan met de bazen. De heersende klasse zal ons feest misschien niet officieel erkennen, maar daarom is het aan ons als revolutionaire socialisten de taak om het feest wat hoort bij onze socialistische cultuur te koesteren en levend te houden.
De heropbouw van de socialistische cultuur
In deze tijd zien we echter overal om ons heen de zielloze cultuur van de kapitalisten. Mensen voelen zich dan ook totaal vervreemd van de wereld om zich heen. Dat is logisch, want onze banen zorgen ervoor dat we steeds minder dicht bij elkaar staan. Mensen worden steeds meer machines die een enkele taak uitvoeren, zeker in fabrieken, maar ook op kantoren. De plekken die ons verbinden, zoals buurthuizen en bibliotheken, verdwijnen ook langzamerhand. Mensen voelen zich niet goed over hun leven en de staat van de wereld. Heel veel cultuur gaat tegenwoordig dan ook om het ontvluchten van de waan van de dag. Niet alleen in bijvoorbeeld het fantasy en sciencefictiongenre, maar ook veel andere cultuur gaat over het ontvluchten van de realiteit. Bijvoorbeeld door het romantiseren van leven op een berg of op een idyllische manier in de wildernis wonen. Niet alleen in de cultuur, maar ook in de gewoontes die mensen hebben proberen we de realiteit te ontkennen. Om de werkelijkheid te ontvluchten drinken mensen, doen ze drugs, worden ze compleet opgezogen door videogames of scrollen ze urenlang op sociale media. Om zich maar niet bezig te houden met wat om hen heen gebeurt. Dit fenomeen heet escapisme, en in onze samenleving zien we het overal.
Dit moeten we bestrijden. Escapisme zorgt ervoor dat mensen zich niet inzetten om hun miserabele leven te veranderen. Het houdt ze ondergeschikt aan de kapitalisten. Wij moeten een tegengewicht bieden. Natuurlijk door mensen te organiseren, maar ook door een nieuwe, betrokken, culturele verandering te bewerkstelligen. De cultuur van de werkenden, voor de werkenden. Waar saamhorigheid en gezamenlijk werk centraal staan, waar solidariteit centraal staat. In deze cultuur komen we samen tot organisatie en maken we samen onszelf klassebewust.
Aan de ene kant bouwen we dit op door ons normale politieke werk. In de bewegingen waar we actief zijn, zetten we ons beste beentje voor om solidariteit op te bouwen. We proberen waar we actief zijn altijd het klassenstandpunt aan te sporen en een norm van kameraadschap te bewerkstelligen. We proberen mensen te betrekken, om mensen te laten realiseren dat we enkel door gezamenlijke strijd de wereld kunnen veranderen.
Maar een cultuur is natuurlijk niet enkel een norm. We hebben ook gedichten, films en boeken nodig die ons klassenbewustzijn vergroten. Mensen moeten via deze cultuur betrokken raken met de wereld, niet ervan vervreemd worden. Het moet ervoor zorgen dat mensen niet de drang hebben om in bed te blijven en te consumeren, maar om eropuit te trekken en samen verandering teweeg te brengen. En niet op een manier die zegt: je moet dit in je eentje aanpakken, maar op een andere manier. Op een klassenbewuste manier. We moeten mensen bijbrengen dat we meer gemeen hebben met de werkers naast ons, dan met de kapitalisten.
We zouden deze twee dingen kunnen zien als de uitzending van onze idealen. We gebruiken onszelf en onze cultuur om mensen te veranderen, om ze zo klassenbewust te maken en te organiseren voor het socialisme. Via deze twee dingen bouwen we dus op de lange termijn normen en waarden die we nodig hebben voor de opbouw van een sterke politieke beweging, waar wederzijds vertrouwen en gezamenlijke besluitvorming centraal staat.
We moeten echter ook naar binnen kijken. We moeten tradities en gewoontes vormen die mensen het gevoel geven dat ze deel zijn van iets groots, iets dat voorbij het levenloze kapitalisme gaat. Iets dat de kiem vormt van de sociale relaties die mensen zullen hebben na het kapitalisme, in het socialisme. Deze tradities zijn natuurlijk ook strijdbaar en krachtig naar buiten, maar hebben een veel sterker effect op de deelnemers van deze nieuwe cultuur. Deze tradities kunnen we op 1 mei bouwen, de belangrijkste feestdag van de arbeiders.
Op 1 mei moeten we daarom niet alleen de strijd van de arbeiders vieren, we moeten ook terugkijken op de strijd van het verleden om onze cultuur en tradities op te bouwen. Kijken naar de offers die de arbeidersklasse gebracht heeft, om deze te gaan beschouwen als onze geschiedenis. We moeten tradities terugbrengen of opnieuw ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld de gezamenlijke zang van liederen of het marcheren met vlaggen en spandoeken.
We kijken natuurlijk ook naar de toekomst. Alhoewel onze geschiedenis belangrijk is, is de belangrijkste daad van de arbeidersklasse in de toekomst. We moeten ons ook aanpassen aan de tijdgeest. Wij bedenken onze eigen tradities en vieren onze klasse op onze eigen manier.