Hoe het raderwerk tot stilstand kwam: de aanloop naar de stakingen bij de NS

Mick Desrosiers
Foto eigen beeld auteur

Het kan je bijna niet ontgaan zijn: afgelopen maanden staakte het spoorpersoneel, waardoor het treinverkeer overal in het land plat kwam te liggen. Waar staakten de spoorvakbonden voor, en hoe komt zo’n grote staking tot stand?

Alles draait in de onderhandelingen tussen NS en haar personeel om de cao: de collectieve arbeidsovereenkomst. Dat is een document waarin afspraken over arbeidsvoorwaarden tussen werkgevers en vakbonden zijn vastgelegd. Zo’n cao kan veel meer bevatten dan alleen het salarishuis, zoals regelingen over verlof, pensioenopbouw, reiskostenvergoedingen en tal van andere zaken. De huidige NS-cao bedraagt zodoende meer dan 120 pagina’s, plus een addendum.

Cao’s worden periodiek opnieuw vastgelegd. De looptijd van cao’s kan verschillen, en is onderdeel van de onderhandelingen. Doorgaans wil de werkgever een langere looptijd, om zo een langere periode van arbeidsrust te ‘kopen’. Voor de vakbonden is de afweging hoeveel ‘rusttijd’ zij nodig hebben voor ze zichzelf in staat zien om hun achterban weer te mobiliseren voor nieuwe onderhandelingen. De laatste NS-cao ging in 2024 in en liep op 1 maart 2025 af.

Wanneer zo’n cao afloopt moet er een nieuwe worden afgesloten. De onderhandelingen daarover beginnen bij de NS meestal in de laatste maand voordat de cao verloopt, maar zijn lang niet altijd voor het moment van verlopen afgerond. In de tussentijd heeft de oude cao nawerking, het is dus niet zo dat de werkgever ineens de bepalingen van de cao in de wind kan slaan.

Wanneer de onderhandelingen stroef lopen, zoals de afgelopen jaren bij de NS nogal eens voorkwam, hebben de bonden de dreiging van stakingen als drukmiddel om de onderhandelingen in beweging te krijgen.

Voor werkgevers is de tijd dat ze stakingen kunnen blijven verdragen het belangrijkste drukmiddel. De stakers krijgen hun loon namelijk niet doorbetaald, maar moeten het gedurende de staking doen met een lagere stakingsuitkering, die de kas van de vakbond bovendien veel geld kost.

November en december 2024: arbeidersenquête en eerste voorstellenbrief

1 maart zou de Cao voor werknemers bij de NS verlopen. In de maanden voor die datum zijn de betrokken bonden daarom gaan voorbereiden op de aankomende onderhandelingen met het bedrijf. Bij de NS Cao zijn 4 bonden betrokken, VVMC, CNV Vakmensen, VHS Railprofessionals en FNV Spoor. We zullen hier de voorbereidingen van de grootste van deze bonden, FNV Spoor, belichten.

In voorbereiding op de onderhandelingen is de CAO-commissie van FNV eind 2024 input gaan ophalen met een enquête en een twintigtal inloopbijeenkomsten onder NS-medewerkers. Op basis van die input kwam de commissie met een voorstellenbrief, als eerste aanzet voor de onderhandelingen.

Belangrijke punten in dit voorstel waren een loonsverhoging van 4% én 120 euro per 1 maart 2024 en nogmaals per 1 maart 2025, een regeling dat uitzendkrachten na 12 maanden een vaste aanstelling moeten krijgen, en een bepaling over de mogelijkheid om arbeiders met zwaar werk de keuze te geven om maximaal 3 jaar voor hun pensionering boetevrij te kunnen stoppen met werken (Regeling Vervroegd Uittreden, of RVU). 

Ook wil de bond de arbeidsvoorwaarden ‘over de toppen egaliseren’; in de geldende CAO kan kantoorpersoneel vanaf 50 jaar bijvoorbeeld al kiezen voor een verkorte werkweek, trein-, wal- en werkplaatspersoneel kan dit pas vanaf 55. Ook zijn er verschillen m.b.t. vrijstelling van nachtwerk: 50 jaar voor rijdend personeel, 63 op de werkplaatsen en er is helemaal geen regeling voor de procesleiders perron.

Door over de toppen te egaliseren zouden deze verschillen verdwijnen, en in vergelijkbare omstandigheden de gunstigste regeling voor alle werknemers gaan gelden.

Ook streeft de bond naar een verhoging van het minimum aantal vrije weekenddagen, en toekenning van oudejaarsdag, en 1 mei, de dag van de arbeid, als jaarlijkse feestdagen.

APC ‘onbespreekbaar’

Vermeldenswaardig is ook iets waar de bond in dit eerste voorstel níet op inzet: automatische prijscompensatie, APC.

Door in de cao vast te leggen dat de lonen jaarlijks worden gewijzigd aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) van het CBS, garandeert de APC dat de koopkracht van werkenden niet daalt door inflatie, ook wanneer er geen nieuw salaris in de cao wordt onderhandeld.

Hoewel de FNV ernaar streeft dat APC in zo veel mogelijk cao’s wordt opgenomen, neemt de bond dit plan niet op in haar eerste voorstellenbrief aan de NS, omdat het  instrument voor de NS ‘onbespreekbaar’ is.

Een stap terug ten opzichte van de onderhandelingen van 2023 en 2024, waarbij de bond wel op APC inzette.

Januari en februari 2025, eerste gesprekken.

Met dit voorstel ging de FNV, samen met de andere bonden, vanaf 7 januari de eerste gesprekken met de NS in.

5 februari, na drie onderhandelingsdagen, komt de NS met haar eerste loonbod. 1,5% per 1 maart 2025, 1,5% per 1 maart 2026 en nog eens 0,5% per 1 januari 2027. Veel lager dan het eerste voorstel van de FNV, en ook veel lager dan de voorspelde inflatie. Deze wordt door de Rabobank voor de komende tijd namelijk geschat op zo’n 3% op jaarbasis.

In feite houdt dit loonbod dus een loonsverlaging in, een ‘real-terms pay cut’. ‘Schofferend’, en ‘in geen enkel opzicht recht doend aan de inzet en inspanningen van NS-medewerkers’, volgens de FNV.

Ook op andere punten, zoals de RVU en vaste contracten voor langdurige uitzendkrachten leken de bond en de NS elkaar nog niet genaderd in de eerste maand van onderhandelingen.

De NS zelf kwam met een voorstel om voor nieuw personeel afwijkende arbeidsvoorwaarden af te spreken als  voor huidige medewerkers, in een poging om het nu werkende personeel uit te spelen tegen hun toekomstige collega’s. Onbespreekbaar voor de bonden, die de onderhandelingen juist ingingen met plannen voor het gelijktrekken van arbeidsvoorwaarden, zoals het eerder genoemde ‘over de toppen egaliseren.

Maart, real-term pay cuts en monteur geen zwaar werk

De eerste gesprekken in maart, van woensdag de 5e en donderdag de 6e, stonden in het teken van een zwaarwerkregeling, de RVU.

De NS was niet happig op het uitbreiden van deze regeling, en ‘verscherpte de verhoudingen’, berichtte de bond. Eerst moest de bonden hun looneis verlagen, daarna pas zouden er afspraken over de zwaarwerkregeling gemaakt kunnen worden. De FNV sprak van het ‘gijzelen’ van de onderhandelingen.

Ook buiten de onderhandelingskamer was eind maart te merken dat de zwaarwerkregeling een heet hangijzer is. De stellingname van de NS dat ze geen zwaar beroep hebben was verkeerd gevallen bij zo’n 350 monteurs, die spontaan het werk neerlegden om bij het Utrechtse hoofdkantoor te demonstreren.

Tijdens het volgende gesprek kwam de NS met een nieuw loonbod, zo’n 2% verhoging op jaarbasis. Hoger dan het eerste, ‘schofferende’, bod, maar nog steeds ruim onder de geprojecteerde inflatie, en dus in feite nog steeds een loonsverlaging een ‘real-terms pay cut’.

Wel kwam de NS in dit gesprek op 27 maart in beweging rond de zwaarwerkregeling, met een voorstel dat onder meer inhield dat de werknemers met de allerzwaarste functies 36 maanden eerder zouden kunnen stoppen, maar alleen als arbeiders deze functie 30 jaar of langer hadden uitgeoefend.

Voor de FNV was dit voorstel niet voldoende. Sommige zware functies zouden buiten de regeling vallen, en ook werknemers die na jaren in een zware functie hun laatste jaren een minder zware baan hadden gehad, zouden buiten de boot kunnen vallen.

April en mei, de onderhandeling klapt

Op de achtste onderhandelingsdag, 3 april, kwam de NS met een loonbod dat slechts een fractie hoger lag dan de eerdere 2%. Ook op de zwaarwerkregeling bewoog de NS maar weinig, vond de FNV. Nog altijd zouden te veel mensen met zwaar werk buiten de boot vallen.

De NS ontkende dat dit een laatste bod was, maar gaf desalniettemin op 9 april te kennen dat ze voorlopig geen nieuwe gesprekken met de FNV wilde inplannen.

De FNV eiste uiterlijk 9 mei een nieuw gesprek, gebeurde dat niet, dan lagen stakingen voor de hand.

8 mei, de dag voor het ultimatum, ging de NS alsnog met de bonden om tafel. De vervoerder kwam daar niet met de, volgens de vakbond vereiste, stevige verbeteringen, maar met een ‘dikke middelvinger’: een loonbod van 2,5% verhoging op jaarbasis, nog altijd lager dan de verwachte inflatie. Ook meldde de bond geen vooruitgang rond de zwaarwerkregeling.

Hiermee zag FNV Spoor geen mogelijkheden meer om verder te onderhandelen. De onderhandelaars gingen terug naar hun leden, en legden hen de vraag voor: gaan we staken?

Overgrote meerderheid stakingsbereid

30 mei maakte de FNV de uitslag van de stemming bekend: meer dan 90% van haar leden was bereid om te staken. De bond verstuurde dezelfde dag nog een ultimatum aan de NS.

Een positieve reactie bleef uit, en de bonden staakten 6 juni voor het eerst, in Midden Nederland. Een regionale staking, maar doordat ook Utrecht, het hart van het Nederlandse spoornetwerk, getroffen werd, besloot NS de volledige dienstregeling te schrappen. Na 6 maanden vruchteloos onderhandelen stond het raderwerk stil.

Leuk artikel? Meld je aan voor de Paraat nieuwsbrief!