Wat is een revolutie?

Revolutie betekent verschillende dingen voor verschillende mensen; van een wrede staatsgreep tot een heilzame omwenteling. Mensen die een revolutie voorstaan moeten geen illusies hebben over de aard van een revolutie, stelt Sterre Wichelaar. ‘De revolutie is geen diner!’

In het Intern Bulletin van de RSP, toen ‘de Socialisten’ geheten, stond ooit in een bijdrage een advies tegen het gebruik van de term ‘revolutionair’ en ‘revolutie’. Buiten onze partij, zo waarschuwde de indiener, wordt een revolutie niet simpelweg gezien als een omwenteling van macht naar de werkende klasse, maar als een bloedige aangelegenheid waarbij met overmacht de politieke macht wordt gegrepen. Ikzelf vond deze tegenstelling enigszins verwarrend. Mijn idee bij een revolutie is zeer zeker het illegaal vermorzelen van de huidige staatsmacht en deze vervangen met een instituut van arbeidersmacht, welke vorm deze ook neemt. Dat dit met fysieke overmacht gebeurt leek me een gegeven.

Het alternatief dat in zwang raakt in socialistische kringen is het idee dat de revolutionaire partij en haar bondgenoten vooraf aan of in afloop van een revolutionaire omwenteling een meerderheid moeten winnen in een proportionele verkiezing. In haar mildere vormen moet de revolutionaire partij op een of andere wijze ‘meten’ of haar revolutionaire bedoelingen gesteund worden door een ‘grote meerderheid van de bevolking’, in de extreme formulering is een meerderheid in een proportioneel parlement de enige wijze om legitimiteit te winnen om te regeren. We vinden deze ideeën bijvoorbeeld uitgesproken bij de Marxist Unity Group in de Verenigde Staten van Amerika. Zeer prijzenswaardige idealen, maar volstrekt onmogelijk in de uitvoering. Deze drang tot parlementaire validatie heeft meer weg van een neurose dan revolutionaire strategie.

Laten we een voorbeeld nemen. In 1917 namen de bolsjewieken de staatsmacht over met duidelijke beloften: vrede, landherverdeling, prijscontroles, alle macht aan de arbeidersraden en een nieuwe grondwetgevende vergadering. Al deze eisen waren immens populair bij de werkende klasse en kleine boeren. Op beloften van socialisme en landhervorming werden listige sociaaldemocraten verkozen tot de grondwetgevende vergadering. Het eerste dat de vergadering besloot was dan ook als volgt: geen arbeiders- en boerenmacht, geen vrede en geen landhervormingen. Ter vervangen van arbeiders- en boerenmacht stemden ze voor een decreet dat hun eigen macht als hoogste orgaan van Rusland bevestigde. Landhervorming werd op de lange baan geschoven, en de oorlog moest nog even door gaan.

Lenin stelde dat het verkiezen van oorlog en parlement boven vrede en arbeiders- en boerenmacht ‘niet de wens van het volk’ was en de volgende dag was het gedaan met de grondwetgevende vergadering. De leiding van de bolsjewieken stuurde gewapende rode soldaten op de grondwetgevende vergadering af, om de farce af te schaffen. Dit is het moment dat volgens liberale historici Lenin van democratische hervormer tot gruwelijk dictator overging. Niks is minder waar. Niets minder dan een democratische heldendaad is dit stukje stalen politiek. Stemmers van de Socialistisch Revolutionairen ontvingen het nieuws tevreden. Niemand bleek te willen strijden voor zulke aantrekkelijke eisen als ‘meer oorlog’ en ‘broodnodige hervorming toch maar weer op de lange baan schuiven’.

De predikanten van deze proportionele visie van revolutie zijn het vaak niet oneens met mijn analyse dat Lenin gelijk had om de grondwetgevende vergadering op te heffen, maar stellen dan dat het probleem met de verkiezingen enkel was dat de Socialistisch Revolutionairen een lijst presenteerde die niet accuraat weergaf waar de kleine boeren op dachten te stemmen. De rechtervleugel van de Socialistisch Revolutionairen hadden met een list de pro-Sovjetvleugel bijna volledig van vertegenwoordiging beroofd. Met die list wisten de bureaucraten een veel rechtsere vertegenwoordiging in het parlement te krijgen dan hun programma de boeren deed geloven. De inhoud van dit argument is zo ongeveer: ‘in 1917 en 1968 en in allerlei andere voorbeelden heeft de kapitalist enkel met listen en bedrog de meerderheid weten te winnen in door communisten georganiseerde verkiezingen, maar nu zouden ze dat nooit weer doen’. Zodra organen van daadwerkelijke arbeidersmacht machtiger zijn dan de burgerij is de eis voor eerlijke proportionele verkiezingen haar basis verloren. Van de burgerij is het logisch om méér proportionele vertegenwoordiging te eisen, van de arbeidersklasse is het onzinnig. Haar organen zijn perfect in staat zelf een nieuwe grondwet te maken.

Ben ik dan tégen een parlementaire meerderheid winnen en op die wijze de macht van de arbeiders vestigen of bevestigen? Neen! Maar dit zijn allemaal kwesties van tactiek. Het vastleggen dat de communisten wel of niet een meerderheid in een proportionele verkiezing moeten winnen om arbeidersmacht te vestigen is zo stupide als vooraf vastleggen dat we arbeiders met AK-47’s en níét met AK-74’s gaan bewapenen.

Het alternatief op deze specifieke tactiek is niet dat we een kleine geheime samenzwering tegen de wil van het volk in de macht moeten laten overnemen. De arbeidersklasse kan alleen zichzelf bevrijden en moet klaar zijn om zichzelf te besturen. Ik erken de gevaren van de macht winnen voordat je zeker bent dat de arbeidersklasse je ondersteunt, maar de burgerlijke revoluties schoten ook regelmatig naast het doel op hun weg naar de totale heerschappij die ze nu hebben. De angst om een imperfecte weergave van arbeidersmacht te creëren zou minder groot moeten zijn dan de angst om een revolutionaire kans geheel aan je te laten ontglippen.

Leuk artikel? Meld je aan voor de Paraat nieuwsbrief!