Het individualisme inherent aan democratisch centralisme

Lyam Geurts

Dit artikel is een ongezonden opinieartikel en reflecteert niet de standpunten van ROOD, de RSP, of de redactie. Wil je hierop reageren of een eigen artikel, zoals een opinieartikel of een brief, insturen? Neem contact op met de redactie via redactie@weesparaat.nl

Elke libertaire socialist die zich ooit heeft georganiseerd naast meer hiërarchisch ingestelde, boekvastige socialisten, is vroeg of laat verstrikt geraakt in eindeloze discussies over de kwestie van centralisatie, in het bijzonder over het zogenaamde democratisch centralisme. Weinig zaken lijken de hedendaagse discipelen van Lenin zó te fascineren. Ze presenteren het vaak als een soort wondermiddel: een organisatiemodel dat de organisatorische kwalen van de arbeidersklasse eindelijk zal kunnen genezen.

Ook krijgt vrijwel ieder libertaire socialist, vooral wie zich als anarchist profileert, vroeg of laat een reeks voorspelbare verwijten over zich heen. Alternatieve organisatiemodellen zoals het federalisme, vaak omschreven als ‘horizontale organisatie,’ worden dan weggezet als ‘burgerlijk individualisme’ of iets van gelijke strekking. Dat socialisten die zelf geen moeite hebben met hiĆ«rarchie hun libertaire kameraden van ‘individualisme’ beschuldigen, is inmiddels zo een voorspelbaar ritueel geworden dat het nauwelijks nog een reactie oproept. Het blijft echter een cynische en valse aantijging, nauwelijks de moeite waard van een serieus weerwoord.

Het is jammer genoeg waar dat sommige mensen die zichzelf als ‘anarchist’ identificeren, ideologieĆ«n of levensstijlen aanhangen die te sterk op het individu gericht zijn, en zo het anarchisme loskoppelen van zijn revolutionair-socialistische doelstelling. Het ‘egoĆÆst anarchisme’ van Max Stirner of het ‘anarcho-nihilisme’ zijn hier voorbeelden van, net als subculturele stromingen die het anarchisme reduceren tot een alternatieve levensstijl of louter een kritische houding. Maar dat betekent niet dat we allemaal over ƩƩn kam mogen worden geschoren. Net als het marxisme is het anarchisme een brede traditie. Veel anarchisten, vaak aangeduid als sociaal anarchisten, verwerpen het individualisme juist expliciet, en benadrukken dat anarchisme een pragmatisch, collectief, socialistisch project van maatschappelijk verandering moet blijven zijn. Toch ontsnappen zij echter ook zelden aan het stempel van individualisme—ironisch, juist omdat diegenen die horizontale organisatievormen afdoen als ‘individualistisch’, vaak zelden inzien dat het democratisch centralisme zelf berust op individualistische logica.

Wanneer leiders beslissen

Voor we verder gaan is het zinvol om te verduidelijken wat ik überhaupt bedoel met ‘democratisch centralisme’. Te vaak lopen discussies hierover vast in woordspelletjes, waarbij een of geen van beide partijen de moeite neemt om de gebruikte termen duidelijk te definiĆ«ren. Als we ons niet bezighouden met concepten zoals ze daadwerkelijk worden opgevat door hun voorstanders, voeren we geen debat—dan richten we slechts stromannen op. Deze tactiek heeft, het moet grappend worden gezegd, een vaste plek in de marxistische traditie wanneer zij polemiseert tegen anarchisten. Groetjes aan Engels. Maar laten we doorgaan.

Wanneer ‘centralisme’ enkel verwijst naar collectieve besluitvorming en de gedeelde verantwoordelijkheid voor de uitvoering ervan, hebben libertaire socialisten daar niets op tegen. Zowel anarchisten als marxisten hebben het belang van bindende afspraken in de loop van revolutionaire strijd erkend. Zonder eenheid in actie dreigen onze organisaties te fragmenteren. Onze sociale kracht is op haar sterkst wanneer we gezamenlijk handelen, wat duidelijke coƶrdinatie vereist. Het zo opbouwen van een effectieve macht die daadwerkelijk kan ingrijpen in de klassenstrijd blijft dan ook een gedeeld streven van zowel democratisch centralisten als federalisten.

Dus waar ligt dan het werkelijke verschil?

In hiƫrarchie.

In zogenaamde ‘democratisch centralistisch’ organisaties bestaat een hiĆ«rarchie van posities, die op basis van een trustee-mandaat besluiten mogen maken en die aan de rangen onder hen, de basis, mogen opleggen. Of deze functies rouleren of herroepbaar zijn, doet er niet aan toe. De kern is dat deze organen, zolang zij in functie zijn, niet alleen voor anderen kunnen beslissen, maar ook de uitvoering ervan kunnen afdwingen. Zoals de Bolsjewieken het verwoordde in 1917: ‘Alle beslissingen van hogere organen zijn absoluut bindend voor lagere organen en voor alle partijleden.’ Dit is een structuur van bevelvoering van bovenaf. Het terechte principe dat alle leden gezamenlijk genomen besluiten moeten uitvoeren, raakt hier verstrengeld met het idee dat de basis zich moet schikken naar de wil van een verkozen individu of orgaan. Zo’n functie vervult hier niet de rol van deskundige die het collectief helpt om tot een goed geĆÆnformeerd besluit te komen, of de besluitvorming praktisch ondersteunt. In plaats daarvan krijgt het de bevoegdheid om voor de organisatie beslissingen te nemen.

Horizontale organisatievormen zoals het federalisme wijzen dit model af. Binnen het federalisme zijn alle organen strikt gebonden aan een gedelegeerd-mandaat. In de praktijk betekent dit dat functies en organen uitsluitend mogen handelen en spreken binnen vooraf vastgestelde, collectief goedgekeurde kaders. Zolang zij binnen dat mandaat opereren, hoeft niet over elk detail opnieuw gestemd te worden. Zodra een voorstel of besluit buiten de grenzen valt, vervalt elke bevoegdheid tot uitvoering of het afdwingen ervan. Delegaten functioneren dus niet als besluit makende leiders, maar als mondstuk en werktuig van de basis. Zij voeren besluiten uit, maar maken ze niet zelfstandig. Beslissingsmacht blijft zo altijd bij het collectief, de basis, en ieder draagt dus te allen tijde de verantwoordelijkheid om deze collectieve besluiten uit te voeren. Wanneer besluitvorming in aanwezigheid van alle leden praktisch niet mogelijk is, kunnen verkozen delegaten samenkomen om hun wil te vertegenwoordigen—maar ook dan spreken zij weer niet namens zichzelf, en mogen zij geen beslissingen nemen op basis van persoonlijk oordeel. Dit is een van onderop opgebouwde structuur. Het is directe democratie in praktijk.

In het onderscheid van hiĆ«rarchie ligt dus het kernprobleem. Democratisch centralisme houdt in dat vertegenwoordigers de bevoegdheid krijgen om namens de basis besluiten te nemen en te handhaven—ook wanneer die besluiten ingaan tegen de werkelijke wil van de basis. Zelfs in de ‘beste’ varianten, waar formele inspraakstructuren bestaan en ledeninbreng serieus wordt genomen, blijft de uiteindelijke macht bij een zogenaamd hoger orgaan. Dat orgaan bestaat uit individuen die, op basis van hun persoonlijke inschatting, mogen beslissen wat het ‘beste’ is voor de organisatie, ongeacht of dat overeenkomt met de collectieve wil van degenen die zij beweren te vertegenwoordigen.

De zogenoemde ‘bureaucratisch-centralistische’ organisatie laat zelfs de schijn van democratische verantwoording varen. Besluiten worden genomen door een zichzelf versterkende elite, een steeds kleiner wordend inner-circle, die in eigen belang handelt, terwijl ze actief de mechanismen belemmert of manipuleert die haar zouden kunnen controleren. Maar de grens tussen democratisch en bureaucratisch centralisme is dun—soms zelfs onzichtbaar. Bureaucratie is een materiĆ«le realiteit, en hogere organen kunnen, dankzij hun formele Ć©n informele positie, altijd invloed uitoefenen op de vergaderingen en procedures die juist bedoeld zijn om hen ter verantwoording te roepen. Het risico op degeneratie is structureel; de strijd daartegen is permanent. Het is dan ook geen verrassing dat zoveel democratisch-centralistische organisaties uiteindelijk zijn geĆ«indigd als bureaucratische nachtmerries.

Prefiguratie en democratie

Uiteindelijk berust het democratisch centralisme op een heilig vertrouwen in leiderschap en daarmee de mythe van individuele bekwaamheid. Het berust op een individualistisch geloof: het geloof dat de juiste individuen, eenmaal op de juiste posities geplaatst, de organisatie vooruit zullen helpen naar eigen inschatting. Dat zij goedwillend zullen handelen. Zij die tot gezagsposities worden verkozen, gelden als het meest politiek ontwikkeld, het meest bekwaam om voor het collectief beslissingen te nemen. En natuurlijk, wie naar zulke posities streeft, doet dat vaak onvermijdelijk vanuit de overtuiging het beter te weten dan anderen. Elke kandidatuur draagt in zich een impliciete claim op superioriteit. 

In democratisch centralistische organisaties is hierbij ook de meest effectieve manier om invloed uit te oefenen, om je overtuigingen tot realiteit te brengen, vaak het beklimmen van de hiƫrarchie. Het verkrijgen van hogere functies, voor jezelf of voor gelijkgestemden, wordt dan een doel op zich. Politieke spelletjes en strategisch manoeuvres worden hiermee aangewakkerd, en kameraden veranderen geleidelijk zo in concurrenten.

Deze logica staat haaks op de collectieve processen die een prefiguratieve socialistische organisatie zouden moeten kenmerken. Prefiguratie houdt in dat we ons organiseren op een manier die de kiem legt voor de sociale verhoudingen van een toekomstige socialistische samenleving: onze middelen moeten strijken met ons doel. Wie een waarlijk democratische samenleving wil bouwen, moet zich ook waarlijk democratisch organiseren. Democratie is daarbij niet slechts een mechanische procedure, maar een levend principe dat tot uiting komt in structuren die de wil van de basis daadwerkelijk belichamen. De meest democratische besluiten zijn die welke voortkomen uit het meest breed gedragen, actieve consensus. Structuren die deze wil het meest helder en rechtstreeks tot uitdrukking brengen, zijn per definitie het meest democratisch.

Het principe dat we dus moeten nastreven is dat van de meest radicale vorm van democratie die praktisch haalbaar is: directe democratie. Van een werkelijke ‘dictatuur van het proletariaat’ kan pas sprake zijn wanneer we de collectieve wil van de gehele klasse actief en rechtstreeks tot uitdrukking brengen—en dat dit dus niet wordt gekaapt door een zelfverklaarde elite of een zogenaamd hoger orgaan dat haar eigen oordeel boven dat van het collectief stelt. Dit is het gevaar van voorhoededenken en hiĆ«rarchische organisatie, de middelen strijken niet met ons doel.

Liberale representatieve democratie beweert ook namens ‘het volk’ te spreken, namens haar basis. Maar wat onderscheidt haar in wezen van het democratisch centralisme? Beide systemen berusten op hetzelfde fundament: de concentratie van politieke besluit makende macht in de handen van individuele vertegenwoordigers die boven het collectief worden verheven en in zijn naam mogen regeren, met daarin de middelen om gehoorzaamheid af te dwingen. Het klopt dat organisaties die werken met democratisch centralisme doorgaans democratischer functioneren dan kapitalistische staten, dankzij beter werkende verkiezings-, terugroep- en verdere controlemechanismen—maar dat is nauwelijks een verdienste. De lat ligt daar immers bijzonder laag. Als we werkelijk serieus zijn over het opbouwen van een andere wereld, dan moeten onze organisatievormen die wereld vanaf het begin al proberen te belichamen. Als we in staat zijn om nog democratischer te organiseren, dan moeten we dat ook doen.

Wanneer we anderen toestaan om beslissingen voor ons te nemen en handhaven, vervreemden we onszelf van het fundamentele vermogen tot zelfbestuur. Dat schept structureel afhankelijkheid. Het bevordert een passieve, consumentistische houding tegenover politiek, waarin verantwoordelijkheid wordt uitbesteed en collectieve kracht wordt afgezwakt. Mensen raken gewend aan het afstaan van initiatief, en leren bevelen op te volgen in plaats van zelfstandig na te denken. Diezelfde dynamiek herkennen we uit kapitalistische managementstructuren en de gevolgen van liberale representatieve democratie. Een revolutionair-socialistische organisatie daarentegen mag niet slechts draaien om de bekwaamheid van haar leiders, maar om haar vermogen om de gedeelde kennis, ervaring en kracht van al haar leden samen te brengen en verder op te bouwen: actief, voortdurend en collectief.

Dit besef vereist een toewijding aan het hoogst mogelijke niveau van democratische betrokkenheid, en een verwerping van hiĆ«rarchische organisatievormen die deze betrokkenheid dus structureel belemmeren. Hoe kunnen we verwachten van mensen dat ze collectief leren denken en handelen, zolang een minderheid routinematig de taak krijgt om namens hen te denken en handelen? Zo’n structuur reduceert de meerderheid tot geatomiseerde volgers, passieve ontvangers van instructies, ontdaan van handelingsvermogen en herleid tot pionnen in andermans strategie. Emancipatie kan niet worden aangeleerd door oplegging; de arbeidersklasse zal haar vermogen tot zelfbestuur moeten ontwikkelen onder voorwaarde van democratische gelijkheid. 

Is het dus niet juist fundamenteel anti-individualistisch om hiƫrarchie volledig af te wijzen? Om organisatievormen te bouwen die niet berusten op de bekwaamheid van individuen, geen persoonlijkheidscultus voeden rond leiders en hun campagnes, en geen minderheden de macht geven om over de meerderheid te heersen? Socialism will be democratic, or it will not be at all. En wat is democratischer dan structuren te bouwen die de wil van de arbeidersklasse en haar organisaties rechtstreeks en collectief tot uiting brengen, in plaats van die te vervangen door de goede bedoelingen en oordelen van een kleine, bevoorrechte groep?

Van principe naar praktijk

Veel mensen vinden het moeilijk zich een effectieve organisatie zonder hiĆ«rarchie voor te stellen. We zijn van jongs af aan gesocialiseerd in de logica van bevel en gehoorzaamheid. Het is tijd om dat af te leren. In plaats van te hopen dat we op het juiste moment de juiste mensen kiezen, in plaats van te leunen op opgebrande leiders om taken te vervullen die we eigenlijk gezamenlijk horen te dragen, en in plaats van te vertrouwen op terugroepmechanismen die zelden effectief genoeg zijn onder bureaucratische traagheid en politieke druk, moeten we bouwen aan structuren die gedeelde verantwoordelijkheid van onderop cultiveren, collectieve kracht. We moeten meer eisen—van onszelf, en van elkaar.

Democratie vergt inspanning. Ze vraagt tijd, discipline en een diepe collectieve toewijding om haar onder de materiƫle omstandigheden waarin wij opereren daadwerkelijk tot stand te brengen. Zelfgenoegzaamheid over hiƫrarchie is niets anders dan zelfgenoegzaamheid met mislukking. Als we vrezen dat radicalere democratie ons minder efficiƫnt zou maken, dan is het niet aan onze principes om te wijken, maar aan onze organisatie om hierin beter te worden. We moeten structuren ontwerpen die duurzame, collectieve en direct-democratische participatie mogelijk maken. Deze uitdaging moeten we aangaan, niet ontwijken.

Hoe maken we onze organisaties dan werkelijk democratischer? De eerste stap is ervoor zorgen dat onze besluiten en handelingen op elk moment de collectieve wil van de organisatie zo veel mogelijk weerspiegelen. Stemmechanismen die evenredige vertegenwoordiging bevorderen zijn van nature democratischer. Een raad, samengesteld uit rechtstreeks verkozen delegaten van alle afdelingen en naar verhouding van hun grootte, zou bijvoorbeeld de dagelijkse taken van een bestuur op zich kunnen nemen binnen een organisatie. Zo’n orgaan, met evenredige stemrechten, zou functioneren als een representatiever en meer verantwoordingsplichtig orgaan. Cruciaal blijft dat besluiten van onderaf moeten komen, niet voortvloeien uit het individuele initiatief of het politieke oordeel van een bevoorrechte minderheid.

We moeten ook toewerken naar de algehele afschaffing van het trustee-mandaat—en daarmee ook van het hele idee dat enig orgaan of functie bevoegd zou mogen zijn om namens het geheel besluiten te nemen en af te dwingen. Werkgroepen en commissies zouden enkel een uitvoerende rol mogen vervullen: zij voeren slechts collectief genomen besluiten uit binnen duidelijk omschreven kaders voor invulling. Dat geldt evenzeer voor administratieve functies als woordvoerder of penningmeester. Raden waarin delegaten strikt gemandateerd zijn om uitsluitend te spreken en stemmen volgens de standpunten van hun achterban, en dus niet op basis van eigen inzicht, kunnen functioneren als frequent afgevaardigde algemene ledenvergaderingen. In tegenstelling tot een hiĆ«rarchisch bestuur of ander soortgelijk hoger orgaan vervangen zij de algemene ledenvergadering niet: zij brengen de wil van het collectief daadwerkelijk tot uitdrukking, in plaats van die, in het beste geval, slechts geĆÆnformeerd te interpreteren naar eigen oordeel.

Een dergelijke structurele verschuiving zou daadwerkelijke democratische participatie bevorderen. Elk lid zou op gelijkwaardige wijze invloed kunnen uitoefenen op de koers van de organisatie—niet alleen de politieke kern, degenen met bevoorrechte toegang tot besluitvorming, of individuen met informele macht. Natuurlijk roept dit praktische vragen op: hoe richten we een evenredig kiesstelsel in? Hoe waarborgen we dat delegaten werkelijk representatief zijn van hun achterban? Wie telt als lid binnen een organisatie? Moeten actieve leden evenveel stemrecht hebben als inactieve leden? Hoe handelen we in crisissituaties? Dit zijn reĆ«le en complexe vraagstukken, die op korte termijn tot inefficiĆ«nties kunnen leiden. Maar het opgeven van de ontwikkeling van een betere democratie in naam van efficiĆ«ntie is niets minder dan opportunisme.

Er wordt hierbij vaak beweerd dat hiƫrarchische structuren juist noodzakelijk zouden zijn in tijden van crisis of turbulentie, zoals oorlog, omdat dan snel gehandeld moet worden. Dat snelle besluitvorming nodig is onder zulke omstandigheden klopt, maar de veronderstelling dat hiƫrarchie je organisatie bestendiger maakt, is misplaatst. In werkelijkheid vormt ze juist een kwetsbaarheid: wanneer besluitvorming bij een kleine groep personen ligt, is het genoeg om slechts enkelen te arresteren, uitschakelen of om te kopen om de hele organisatie te verlammen. Dat bleek onder meer bij de ondergang van de Black Panther Party, die mede verzwakt werd doordat de FBI zich richtte op enkele hooggeplaatste kaderleden. In een organisatie zonder vaste besluit makende leiders, waarin ervaring en vaardigheden collectief gedeeld worden en functies makkelijk kunnen worden overgenomen, is het veel moeilijker voor onze tegenstanders om ons uit te schakelen.

Hiƫrarchie benadeelt daarnaast ook degenen die structureel worden onderdrukt door racisme, imperialisme en patriarchaat. Om deze vormen van onderdrukking werkelijk als systemisch te begrijpen, moeten we erkennen dat ze, naast hun economische fundament, ook een culturele dimensie hebben. Dat culturele aspect wordt door ons allemaal gereproduceerd in onze sociale relaties, bewust of onbewust, en speelt een centrale rol in het in stand houden van sociale hiƫrarchieƫn ten voordele van het kapitalisme.

Als we echte eenheid binnen de arbeidersklasse willen opbouwen, moeten we ook structurele systemen creĆ«ren die de positie van onderdrukte groepen versterken en een stem geven aan wie tot zwijgen is gebracht. Simpelweg stemmen op of luisteren naar leiders—die structureel overwegend cisgender, heteroseksuele witte mannen zullen zijn—biedt geen oplossing. We dragen allemaal gesocialiseerde vooroordelen en gedrag met ons mee die ten nadele werken van gemarginaliseerden, en formele hiĆ«rarchie versterkt alleen maar deze dynamiek: zij met meer privilege zullen sneller toegang krijgen tot besluit makende politieke macht en vertegenwoordiging. Democratie gaat dieper dan het aantal behaalde stemmen. We moeten ook ingrijpen in wie spreekt, wie handelt, en wie werkelijk wordt gehoord. Of willen we soms ontkennen dat we, ieder op onze manier, medeplichtig zijn aan deze systemen van onderdrukking?

Democratisch-centralistische organisaties zijn helaas vaak structureel onverschillig tegenover intern racisme en patriarchaat, ongeacht de waarden die zij naar buiten toe uitdragen. Wanneer besluitvormend macht wordt geconcentreerd aan de top, zelfs in handen van welwillende leiders, ontstaat vaak een systeem dat daders beschermt, slachtoffers het zwijgen oplegt, en eisen om gerechtigheid afdoet als bedreigingen voor de ‘eenheid’. Keer op keer worden meldingen van seksistisch, racistisch of anderszins grensoverschrijdend gedrag niet serieus genomen of onder het tapijt geveegd, bedolven onder lagen van procedureel uitstel en politieke afleiding. Dit zijn geen op zichzelf staande incidenten, maar de logische uitkomst van een systeem dat controle verkiest boven verantwoording, en hiĆ«rarchie boven werkelijke democratische gelijkheid.

Politieke vorming alleen is onvoldoende om deze geprivilegieerde patronen binnen onze organisaties te doorbreken. Zolang het kapitalisme voortbestaat, zullen racisme, patriarchaat en imperialisme zich blijven voortzetten in zijn voordeel. Aanpakken die slechts gericht zijn op individuele zelfverbetering en schieten tekort. Structurele verandering in organisatie is essentieel in het streven naar eenheid van de arbeidersklasse, en het afschaffen van formele hiƫrarchie is nog maar het begin.

Laten we daarom deze noodzakelijke discussie aangaan.

Laten we een socialisme opbouwen dat zo democratisch mogelijk is in structuur, in praktijk en in principe.

Een waarlijk collectief socialisme dat de velen machtigt om te handelen, in plaats van een bevoorrechte minderheid die de macht krijgt om over ons allen te heersen.

Leuk artikel? Meld je aan voor de Paraat nieuwsbrief!