De strijd van de Arbeiders Jeugd Centrale

De AJC-optocht, Johan van Hell, 1928 via vakbondshistorie bijgesneden

Socialistische jongeren zijn er al zo lang er kapitalisme is, en met hen komt steeds weer de organisatie voor socialistische jongeren. Paraat! is opgericht als blad van zo’n socialistische jongerenvereniging, ROOD, maar ROOD was zeker niet de eerste van haar soort. Al in 1901 werd door socialisten de bond van jonge arbeiders ‘de Zaaier’ opgericht voor ‘de verbetering van de materiële, geestelijke en zedelijke positie van de jeugd’. Van alle groepen die het mantel socialistische jongerenbeweging hebben gedragen, heeft er echter geen zo veel impact gehad op de Nederlandse politiek als de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de jongerenorganisatie van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Deze jongerenvereniging had op haar piek meer dan tienduizend leden. De geschiedenis van de AJC is daarmee ook een geschiedenis van de piek van de maatschappelijke relevantie van de socialistische jeugdbond.

Helemaal ongerelateerd aan de Zaaier is de AJC echter niet. Sterker nog, toen de AJC in 1918 opgericht werd, bestond de Zaaier nog. Tot 1909 was de Zaaier zelfs de jongerenorganisatie van de SDAP. In dat jaar besloot het partijbestuur van de SDAP de principiële marxisten uit de partij te royeren, omdat hun blad De Tribune het partijbestuur voor verraders van de arbeidersklasse had uitgemaakt, en over het algemeen vond het SDAP-bestuur dat de marxisten erg gemeen tegen ze waren. 

Bij de jongeren van de Zaaier viel dit besluit niet goed. De Zaaiers bestuur koos officieel geen kant in het conflict, maar had achter de schermen meer sympathie voor de marxisten. Het SDAP’s partijbestuur stelde dit bepaald niet op prijs. De banden van de SDAP met De Zaaier werden verbroken. Hoewel de organisatie ten onder dreigde te gaan vond het bestuur uiteindelijk een nieuwe moederpartij in de Sociaal Democratische Partij, later de Communistische Partij Holland, de nieuwe partij van de marxisten, en zou tot 1938 blijven bestaan.

De Zaaier had haar eigen onafhankelijke bestuur gehad, zelfbestuurde afdelingen, een focus op scholing en een eigen blad, eerst De Zaaier, en later De Jonge Garde. Hiervan was David Wijnkoop, later voorman van de CPH, ook redacteur. Dit alles had geleid tot een eigen politieke identiteit voor de jongeren en de mogelijkheid voor de jongeren om hun eigen maatschappelijke ideeën te ontwikkelen.

Een nieuw begin

Dat er een socialistische jeugd om te organiseren was, bleef echter een onomstootbaar feit. Maar niet nog een keer zou de SDAP de fout maken de jeugd zelf te laten bepalen hoe hun organisatie eruitzag. In 1910 werd er een nieuw plan ingeschakeld. Daarvoor deed de SDAP geen beroep op nieuwe jonge leiders, maar op de onderwijzer Petrus Voogd. Hoewel Voogd zelf De Zaaier in 1909 naar de Sociaal Democratische Partij was gevolgd, besloot hij terug te keren naar de SDAP en werd hij werkzaam voor het nieuwe Centrale Comité dat de leiding had over de nieuwe jeugdgroepen. De nieuw opgerichte Jongerenorganisatie SDAP (JO) onder de leiding van Voogd had al snel weer verschillende afdelingen over het hele land.

De rebelse geest van de jeugd bleek echter niet zo makkelijk te temmen. In 1914 brak er echter een enorme ruzie uit in het comité over de bewapening van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. De SDAP steunde de mobilisatie en vond dat Nederland zichzelf moest verdedigen, wat door radicale Amsterdamse jongeren als onacceptabel werd ervaren. De SDAP was ontevreden. Hoewel het zo zijn best had gedaan was het niet gelukt de jongeren te weerhouden van serieuze politieke discussies te hebben. Voogd, zo was de conclusie, had de jongeren toch te veel hun eigen gang laten gaan. Er zou een nieuwe jeugdorganisatie komen, waarbij de volwassenen de touwtjes sterker in handen hebben.

Het kostte Voogd drie jaar om een nieuwe organisatie op te richten die AJC zou gaan heten. Om hierbij te helpen en nieuwe leden te werven werd ook de hulp van de Nederlands Verbond van Vakverenigingen ingezet. Dit was echter niet alleen een verandering van de naam. Ook het doel zou veranderen. Niet langer de politieke activiteit, maar ‘geestelijke verheffing’ was nu het centrale doel van de jongerenvereniging. De morele en culturele ‘verheffing’ van de jonge proletariërs tot ‘kritische en verantwoordelijke burgers’ stond centraal. Nadat hij deze basis had gelegd droeg hij zijn geesteskind niet over aan de jeugd die lid waren, maar aan de 32-jarige Koos Vorrink, die moest regeren over de onstuimige pubers. Een taak die de eeuwig jonge Vorrink volbracht tot zijn 42e.

De nieuwe socialistische jeugd

Onder Vorrinks leiderschap hoefde de moederpartij zich geen zorgen te maken dat de jeugd al te veel een eigen plan zou trekken. Hij benadrukte vooral dat het niet de rol van de AJC was om de politieke lijn uit te stippelen. Zo leerden de AJC’ers bijvoorbeeld om weg te blijven van alcohol en tabak. Zo konden ze gezond leren leven zonder een verslaving. Alcoholisme onder de arbeiders was destijds een groot probleem. Om hierbij te helpen werd er een beroep gedaan op leden van de Kweekelingen Geheelonthoudersbond die werden geworven als kaderleden van de jonge organisatie. Voor hun gezondheid beoefenden de leden van de AJC ook verschillende manieren van sport, de marsen van de AJC zijn een spraakmakend voorbeeld.

Bij deze marsen droegen de jeugdige socialisten vaak bonte vaandels die ze zelf borduurden. Dat was niet het enige dat ze onderscheidde van de bredere maatschappij: de AJC had een eigen groet, tot 1933 met een gestrekte open rechterhand, die later doordat hij overgenomen werd door de nazi’s bekend zou komen te staan als ‘Hitlergroet’, en ze droegen een AJC-uniform die de leden zelf versierden. Zo straalden ze eenheid en discipline uit, zonder de individuele ontwikkeling teniet te doen.

Om de jeugd ook muzikaal op te leiden schakelde Vorrink Johannes Tiggers in, zodat de jongeren kennis konden maken met de socialistische muziekcultuur. Daar was veel aandacht voor, de AJC organiseerde speciale kampen voor muzikaal begaafde leden en gaf zelfs een blad uit Het Signaal dat gepaard ging met muziekbundels. De AJC stond bekend om haar rijke liedcultuur en de leden waren vaak zingend op pad te zien. Dat is ook terug te zien in de afbeeldingen van de AJC, waarin de leden vaak zingend worden afgebeeld.

Al deze elementen kwamen samen in de kampen van de AJC, waarin de groepen samenkwamen voor sport, scholing en zang. Daar kwam de jeugd om te leren over de sobere leefstijl die door de leiding van de organisatie werden gepromoot. Omdat de organisatie vele duizenden leden had, waren deze kampen grote aangelegenheden en werden ze dan ook beroemd. In 1922 kocht de AJC zelfs een eigen kampeerterrein, op de Paasheuvel in het dorp Vierhouten. In de latere jaren opende de AJC meer kampeerterreinen. Revolutionair voor de tijd was het feit dat de jongens en meisjes naar hetzelfde kamp gingen. Om maatschappelijke vooroordelen enigszins te beheersen had de AJC dan ook strikte regels rondom het contact tussen de seksen en ook betreft romantiek stond de AJC een ‘sobere levensstijl’ voor.

Het uiteindelijke doel van de AJC was om een nieuwe generatie van SDAP-partijleden op te leiden die dan de partij in de toekomst vorm zouden geven. Daarom was het niet alleen van belang dat de leden ideologisch gemotiveerd en bekend waren met de beginselen van de SDAP, maar ook gezond en in staat goed samen te werken met hun medepartij-genoten. De zang die de leden kregen aangeleerd was belangrijk op bijvoorbeeld manifestaties en vieringen van de partij. Vorrink zag socialisme ook als een ‘cultuurideaal’. Bij de AJC moest de jeugd geen politiek bedrijven, maar goed leren leven, zowel sociaal als lichamelijk.

De AJC groeide in deze vorm snel in ledental, tot het hoogtepunt van 11.000 in de jaren dertig. Dit was zo’n succes dat Voogd en Vorrink bezig waren met een breder programma om alle leden van de SDAP te ontwikkelen onder de vlag van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, om de idealen van de AJC ook onder de volwassen partijleden te verspreiden. 

De AJC na de oorlog

Aan het begin van de fascistische bezetting werd de SDAP opgeheven, en daarmee ook de AJC. Zoals vele andere socialisten werd er door AJC’ers deelgenomen aan het verzet. Na de bevrijding reorganiseerde de AJC zichzelf snel, zo bereikte de nieuw georganiseerde AJC nog een piek van 11.000 leden in 1947. De SDAP ging toen in een fusie en werd de PvdA, waar de AJC niet in mee ging, dus was de AJC voor nu een zelfstandige organisatie. 

Hoewel ze zich reorganiseerden, waren ze anders dan de vooroorlogse AJC. De organisatie nam een pad dat niet per se op de arbeidersstrijd gericht was. Ze traden toe aan de Nederlandse Jeugd Gemeenschap (NJG), waarbij ze functioneerden als een humanistische organisatie, in plaats van een socialistisch jeugdorganisatie. Het socialisme speelde een minder cruciale rol in de AJC’s activiteiten. 

Normaliter is het de jeugd die hun politieke opleiding gebruikte om te protesteren tegen de verrechtsing van socialistische moederpartij, zoals in Nederland gebeurde bij de Zaaier, de JO, en ROOD. De AJC had haar leden echter zo vervreemd van het socialisme uit angst dat ze eigen ideeën zouden ontwikkelen, dat toen de SDAP fuseerde met de liberalen, de jongeren niet protesteerde omdat het de politiek van de SDAP zou verzwakken, maar juist omdat de nieuw gevormde PvdA het socialisme een te grote rol wilde laten spelen bij de nieuwe jongerenvereniging. Later zouden de PvdA’ers die achter dit besluit zaten om politiek terug in het jongerenwerk te stoppen hier echter spijt krijgen. Veel leden uit de nieuwe vereniging Democratische Socialistische Jongeren Vereniging ‘Nieuwe Koers’ gebruikte hun politieke opleiding om vurige kritiek te maken op het besluit van de PvdA om te regeren met conservatieve partijen, en de partij naar links te duwen.

Deze nieuwe apolitieke insteek van de AJC wist leden aan te trekken, maar ze niet vast te houden. In 1959 was de vereniging zo leeggelopen dat ze besloot zich op te heffen. De AJC werd niet meer dan een jeugdherinnering. Zo waren er duizenden deelnemers aanwezig bij het vieren van 40 en 50 jaar Paasheuvel en geven oud-leden nog steeds het Gele Blaadje uit.

De nieuwe nieuwe socialistische jeugd

De AJC werd geboren met de erfzonde van de Zaaier en de Jeugdorganisatie. Een constante angst dat de jeugd te onafhankelijk zou worden zorgde ervoor dat de SDAP de jeugd niet de politieke opleiding wilde geven die zij nodig had. Hierdoor gleed de vereniging af naar een totaal apolitieke insteek na de oorlog, wat het fundament was van haar uiteindelijke opheffing. De SDAP was vanwege haar slappe kijk op het socialisme duidelijk geen stevig fundament voor een socialistische jongerenorganisatie. Als ze de jongeren de vrije loop lieten waren ze binnen de kortste keren opstandig, omdat ze geen vrede namen met de loze principes van de volwassenen. Als ze de touwtjes te strak in handen hield, kon de jeugd zich niet politiek ontwikkelen en strandde de jongerenvereniging in neutraal politiek vaarwater. Door de enorme koppigheid waarmee de SDAP een eigen jeugdorganisatie opzette, werd de AJC uiteindelijk, anders dan de eerdere, naar de maat van de SDAP een succesvol project. Het leidde vele nieuwe leden op die het kader zouden gaan vormen voor de SDAP. Als het doel echter een politiek gevormd kader is, kan het minder als een voorbeeld dienen.

Een les die geleerd kan worden uit dit verhaal is het verheffingsideaal. Het verheffingsideaal dat de plaats van politieke vorming innam had zeker goede kanten. De lichamelijke, culturele en zedelijke verheffing van de jeugd was in de eerste plaats succesvol met leden aantrekken en behouden. De AJC was niet alleen een politieke identiteit, maar ook een vorm van zingeving. Daarnaast vormde het succesvol fysiek en mentaal gezonde jonge socialisten. Weet men de politieke ontwikkeling en het verheffingsideaal te combineren, dan hebben de socialisten niet alleen verstand van zaken, maar ook de individuele kwaliteiten van menselijke ontwikkeling die zij vervolgens in kunnen zetten voor het socialisme. Men bouwt ook een alternatief op de kapitalistische systemen. Voor onderwijs en sport is men dan niet langer afhankelijk van een sportschool en de avondschool, maar van zijn socialistische medemens.

De AJC heeft zeker haar sporen nagelaten in de Nederlandse arbeidersbewegingen. Of het nou gaat om de rol die ze speelde in het organiseren van de jeugd voor het socialisme, voorbereiden om actief te worden binnen de SDAP of de algemene vorming van de jeugd. Socialistische jongerenorganisaties zullen blijven bestaan zolang het kapitalisme in stand is, en in de strijd tegen het kapitalisme zullen ze terug kunnen kijken naar de historie van de AJC om daarop verder te bouwen.

Leuk artikel? Meld je aan voor de Paraat nieuwsbrief!